Aan de Schaapsbrug grensde het huis nr. G 357, in 1996 de meubelzaak Antiek style design Jopan, Peperstraat 4. De oudst bekende eigenaar was rond 1370 Johannes Cuypmekere. Deze betaalde aan de hertog een cijns van 3 deniers en 2 schellingen groot voor zijn domistadium, gelegen bij het erf van Willem van Wanghe en de riuulum, in 1500 vertaald als de medene. Hiermee wordt de Mene bedoeld die achter het stadhuis liep. Later werd de cijns in twee gesplitst. De ene helft werd achtereenvolgens betaald door Henrick Gielis, Reynier Mersman en in 1477 door Henrick Hertogen. De andere helft werd, na Johannes Cuypmakere, betaald door Reynier van Liechtvelt en in 1477 door de genoemde Henrick Hertogen. Hoewel de cijns nog eeuwenlang gesplitst blijft, zijn de betalers van de twee cijnzen dezelfde.

Na Henrick Hertogen die de cijns betaalde voor zynen huyse metter toebehoerten gelegen opte scaepsbrugge, vond ik Aleydt Me(e)rsmans, na 1500 Wouter Hertogen, Henrick vanden Poele, en verder in de 16de eeuw Anna Shertoghen, Dionys Cans en Jacques Wilmaerts, die bij het begin van de 17de eeuw is opgevolgd door Wauter vande Wuestynen en Henrick Swilden, en zeker voor 1635 door Hendrick Traetsens, de zoon van Vranck. Van deze ging het over naar zijn erfgenamen. Daarna werd Jan Witten er de eigenaar van nomine uxoris bij successie.

Onmiddellijk daarop ging het huis naar dokter Landeloos, die het overliet aan zijn weduwe. Als die weduwe vanden doctor Landeloos komt ze in 1709 en 1735 voor. De bedoelde dokter was Germanus Landeloos die in 1693 overleed. In het cijnsboek van 1735 ontmoet ik als enige keer de benaming den leckpot, een zeer toepasselijke naam voor een dokterswoning. Een lekpot of likkepotje is volksetymologisch afgeleid van het Latijn electarium. Het was een ondiep potje met een zalfachtig geneesmiddel, dat daaruit likkenderwijs ingenomen moest worden. Later werd de likkepot de benaming voor het geneesmiddel zelf. In de kindertaal is de likkepot een snoeper, ook schertsend gezegd van de wijsvinger, waarmee gelikt werd. Zo bestond er vroeger een bekend vingersprookje: Ik heb nog geen eten gehad, zei Duimelot. Dan moet je wat krijgen, zei Likkepot. Uit Moekes kastje, zei Langelui. Daar kun je wat vinden, zei Vingering. Dat zal ik aan Moeke zeggen, zei ’t kleine ding.

In 1736 verkochten Andries Wuijts, Geeraert Vandael en Elisabeth Vlemincx hun huis cum annexis, gelegen op den hoeck van de peperstraete, regenoten de schaeps brugghe, aan Dionisius Hennus den jongen. Jarenlang bleef het huis in het bezit van de familie Hennus. Zo vinden we van 1796 tot 1834 de slager Denis of Dionisius Hennus als eigenaar. Waarschijnlijk was dit de kleinzoon van de reeds genoemde Dionisius uit 1736. Hij werd opgevolgd door de bakker Pierre-Joachim Pieraerts, die voorkomt van 1837 tot na 1860. In recentere tijd bevond zich in dit pand de bekende drukkerij van Edouard Noël.

Dr. P. Kempeneers.