Germaanse families waren in de streek van Tienen al in 200 voor Kristus aanwezig. Ze leefden naast volkeren die “Belgisch” spraken (een term van Gysseling), een taal die verwant was met het Keltisch. Met de inval van Cesar in 57 voor Kristus kwamen er Latijnssprekende families bij. Een deel van de bevolking paste zich aan de nieuwe machthebbers aan. Het werden Gallo-Romeinen die Latijn spraken. De nieuwe Gallo-Romeinse vestigingen (fundi) werden aangeduid met een Romeinse persoonsnaam, gevolgd door het achtervoegsel -iaco. Tot dit type behoort Kumtich, uit ouder Comitiaco. Deze naam betekent “bij die van Comitius” of de “nederzetting van Comitius”. Vanaf 400 vestigden zich in onze streek nieuwe Germaanssprekende families. Ze lieten ons namen achter die voortbouwden op het bekende type. Het eerste lid van de naam is nu echter een Germaanse persoonsnaam. Ook het achtervoegsel wordt aangepast en wordt -(in)iacas. Tot dit type behoort Utsenaken. Zo bleef Tienen en omgeving tot in de 8ste eeuw een gemengd tweetalig gebied. Pas vanaf de 8ste eeuw, na de massale landname door de Franken, ontstaat er een stabilisatie van de taalgrens, zodat Tienen en omgeving dan definitief tot de Germania gaat behoren. De naam Utsenaken is een mooi voorbeeld van een Germaans-Romaanse taalvermenging: de persoonsnaam is Germaans, het achtervoegsel Romaans, de uitgang dan weer Germaans.
Het gehucht Utsenaken ligt tussen Tienen en Nederhem. Oude vormen van deze gehuchtnaam zijn: 1325 ochenake, 1333 Jn oetsnake seu nedereem, 1340 Apud oetssnake, 1359 Walterus de oetsenaken, 1395 prope oecsnaken, 1398 Gysbrecht van Oetzenaken, 1400 kopie 1662 van otsnake to oplinthere, 1482 toetsenaken, 1563-64 achter oetsenaken, 1590 Oitzenaken, 1651 prope viam de oitsenaken, 1684 t’Utsenaecken, 1722 Utsenaecken, enz. Is het eerste lid een tweestammige Germaanse persoonsnaam, dan is het achtervoegsel iacas. Van Durme geeft in de Handelingen (1983, 192) als voorbeeld: Biesmerée, uit Bermeriacas, met de persoonsnaam Berhtamar. Is de persoonsnaam éénstammig, dan is het achtervoegsel -iniacas. Voorbeeld: Audignies, 1209 Audegnies, met de Germaanse persoonsnaam Aldo. In Utsenaken schuilt de Germaanse voornaam Odso. Dit is een familiare vorm afgeleid van een Od-naam zoals Odmar e.d., waarin Od- betekent “erfbezit, bezit, rijkdom”. Het suffiks -(in)iac- is zoals gezegd Romaans. De uitgang -as is een akkusatief meervoud, zoals in nestas uit de bekende zin “Hebban olla uogala nestas hagunnan…”. Deze uitgang werd door de Romaanse bevolking opgevat als een vrouwelijke Latijnse akkusatief meervoud, zoals in rosas. Deze uitgang werd later gegermaniseerd tot -um en ontwikkelde zich in ons Nederlands tot -en. Zo kunnen we Utsenaken rekonstrueren als *Odsiniacas. Hieruit ontstond de Germaanse vorm Oetsenaken, nu Utsenaken.
Met Utsenaken is Hoesnake, een gehucht te Pepingen, te vergelijken. De naam is te rekonstrueren als *Husiniacas, afleiding van de Germaanse persoonsnaam Huso “huis”. De nederzettingen met dit suffiks werden door Germanen gesticht. Door vlugge romanisering in de 5de eeuw behoren -(in)iacas-nederzettingen thans tot het Romaanse taalgebied, met uitzondering van enkele gebieden, waaronder Tienen en omgeving. Hier werd de stabilisatie van de taalgrens in het voordeel van de Germaanssprekenden beslecht. Ook het nabijgelegen Vissenaken hoort tot de Germaanse -(in)iacas-namen.
Dr. P. Kempeneers.