De Kattenstraat eindigde aan een straatje dat de Oude Leuvensestraat met de Kabbeekstraat verbond. In de 14de eeuw werd dit straatje bi ordonantie vander stadt verbreed. Vanaf dan spreken de documenten van de Nieuwe straat. Zo lees ik in de rekeningen van O.L.Vrouw ten Poel in 1404 de nuwe strate en in 1424 in het Latijn In nouo vico. Volgens een oorkonde van 5 juni 1480, geciteerd door De Ridder, was het een “zijstraat” tussen de Kabbeek- en de Leuvensestraat. De Ridder vergist zich echter, als hij deze zijstraat vereenzelvigt met de Kinderen-Wittenstraat (zie verder).
De Nieuwe straat begon aan de Kabbeekstraat. Het eerste deel bestaat nog altijd. Het is de Kloostergang met vooraan de toegangspoort van Anna Papadopoli. Deze poort werd gebouwd in 1660 en draagt volgende tekst: HET CLOOSTER VAN .S. AGNEETEN BERGH GENAEMT CABBEECK DER OORDEN VANDEN GROOTEN .H. VADER AVGVSTINVS CANONIKERSEN REGVLIREN 1660.
De Kloostergang eindigt aan de gebouwen van het ziekenhuis naast de kapel. Een zijweg van de Kloostergang loopt in zuidelijke richting dood aan de gebouwen van het Koninklijk Atheneum.
De Nieuwe straat liep verder door de tuinen van het klooster, kruiste de Kattenstraat en kwam in de huidige Oude Leuvensestraat uit. Aan de zuidkant van de Nieuwstraat grensde het Zwart Schaap (z.a.). Van dit gedeelte blijft niets over. De Nieuwe straat liep precies in het midden van het Kinderdagverblijf De Hartjes, een nieuw pand met de vroegere huisnummers 21 tot 27. De benaming Nieuwe straat ging verloren. In 1616 grensde het Zwart Schaap aan een straetken leydende vuyte louensche straete naer die catte straete. In de 19de eeuw bestond nog het begin. In 1860 was het de toegangspoort tot het pachthof van de landbouwers Henri, Barbe en Marie-Anne Eyletten. De Nieuwe straat was derhalve een privéweg geworden.
De Nieuwe straat zorgde voor overlast voor de kloosterlingen, vermits die plach te comen aen onsen ouden dormpter, of slaapzaal van het klooster. De passanten veroorzaakten lawaai of gescal van volcke. Wagens konden de straat in- en uitrijden. Om de rust in het klooster te verzekeren, schreven de zusters een brief naar de hertog om de Nieuwe straat te mogen innemen. Rentmeester Jan van Reynghem verleende de toelating in 1479. Jaarlijks betaalde het klooster hiervoor een erfelijke cijns van 2 kapuinen. De stadsmagistraat moest de vergunning wel goedkeuren. Daarom diende broeder Willem Somers, pater en rector van het Kabbeekklooster, in naam van de zusters een verzoekschrift in bij de burgemeesters en schepenen van de stad. Ook de stad ging akkoord, onder voorwaarde dat de zusters vier of vijf roeden land zouden afstaan om een andere straat aan te leggen. Deze zou lopen doorheen hun eigendom en uitkomen aan de kinderen wittenstraet. Dit straatje verbond de (Oude) Leuvensestraat met de Kattenstraat.
Dr. P. Kempeneers.