kopafOp donderdag 24 november 1994 stelde de Tiense Beenhouwersbond het nieuwe gebraad Kopaf voor. Deze “revolutionaire” naam herinnert aan “Generaal Kopaf” en het oproer dat op 27 november 1790 in Tienen plaats had. Kopaf was de bijnaam van Boesmans, de adjudant van de Kolveniersgilde. Hij had deze bijnaam gekregen, omdat hij dikwijls tot zijn manschappen riep: “Kop af aan alle geuzen en ketters, die wij tegenkomen”.

De Oostenrijkse vorst Jozef II regeerde volgens de beginselen van het verlichte despotisme. De overhaasting waarmee hij te werk ging, leidde tot de Brabantse Omwenteling. De Oostenrijksgezinden werden om hun lafhartige houding spottend de Vijgen genoemd. Hun tegenstanders waren de Patriotten.

In Tienen werd de opstand geleid door de volksmenner Jean Guillaume Windelinckx, geboren op 5 maart 1754. Deze bezat een brouwerij, gelegen op het blok, gevormd door de Kleine Kattestraat, de Kattestraat en de Kapelstraat. Jan Windelinckx kon de Oostenrijkers niet luchten en richtte daarom een Vrijwilligerskorps van Patriotten op. De vergaderingen hadden plaats in herberg de Zon, op de hoek van het Kapucijnenplein en de Langestraat. Dit huis werd door de eigenaar Willem vande Putte, licentiaat in de medicijnen, in 1787 verhuurd aan Mathijs Minot. Oudere Tienenaars kennen dit huis nog als het café van Jef Vanparijs. Later kwam hier het huis Raddoux.

Op 22 juli 1789 kwam het in Tienen tot erge onlusten. Meer dan 30 huizen werden geplunderd. Ook in andere steden zoals Leuven kwam het tot een opstand. De Oostenrijkers trokken zich uit Brabant terug. Maar in 1790 ontstond er onenigheid onder de revolutionairen. Zo werden ook de liberale “Demokraten” op hun beurt bloedig vervolgd.

De 27e november 1790 kwam het bericht dat de Oostenrijkers uit Namen waren verjaagd. Deze boodschap zette het gepeupel andermaal tot wandaden aan. Een menigte verzamelde zich voor de herberg van Mathijs Minot aan het Kapucijnenplein. Hier werden ze hevig opgeruid tegen de Vijgen. Het volk liep de Langestraat op, geholpen door de opgeroepen vrijwilligerswacht. Zo kwam de woedende menigte aan de Witte Duif. Hier woonde de stijfselfabrikant Hubert Lambert. Dit huis werd later Supermarkt Vleeshal.

Onder de woelgeesten bevond zich natuurlijk ook Boesmans of “Generaal Kopaf”. Boesmans deelde schietvoorraad uit aan de opgeruide menigte. Onmiddellijk daarop vlogen de kogels door de vensters van de Witte Duif. Lambert werd getroffen aan de kin en zeeg bloedend neer. De onderpastoor van de Sint-Germeinskerk, Engelbert Bragetta, werd inderhaast bijgeroepen om de stervende de laatste sakramenten toe te dienen. Hij moest echter zelf vluchten, toen het volk het huis was binnengestormd. In de kamer van Lambert aangekomen, mishandelden de oproerlingen de stijfselfabrikant op afschuwelijke wijze en sneden hem ten slotte met een sabel het hoofd af. Lamberts vrouw vluchtte over de daken en bereikte het stadje Sint-Truiden, dat op Luikse bodem lag.

Over het Tiense oproer verscheen in 1791 een pamflet dat in Sint-Truiden gedrukt werd.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Oost-Brabant, maart 1995, p. 36-37.