Tussen de gang naar het Schaakberd en het Eksterken bevonden zich drie huizen, genummerd G 332, G 331 en G 330. Het laatste huis, nu Gilainstraat 16, was bekend als het Wild Wijf. In 1935 verkocht Ferdinand Raymakers hier sigaren en tabak. De naam Wild Wijf, een mythologische figuur, ontstond naar analogie van de Wildeman met dezelfde kenmerken. Zo kende Leuven naast de Wildeman eveneens een Wild Wijf.
In de 14de eeuw bestond het latere Wild Wijf uit twee woningen. Rond 1360 hoorde het noordelijk deel toe aan Henricus Raspe, van wie het overging naar Godfried van Kapellen (Godefridus de capella), en later naar Jan of Johannes Valmakere. In 1477 was Johannes Landeloes er de eigenaar van. Deze laatste bezat toen ook het zuidelijke pand en verenigde de twee huizen. In de 14de eeuw hoorde de zuidkant toe aan Johannes Bruynkens. Daarna volgde Elisabeth van Oerbeke en in 1477 de gemelde Johannes Landeloes. Voor de noordkant betaalde Landeloes één obel voor een lubbe aan zijn huis. Voor de lubbe aan het tweede huis betaalde hij een denier. Na Landeloes komt Lijsbeth van Carlewych en in 1500 Henrick van Thienen. Van dit jaar of worden de twee huizen beschreven als het “eerste huis” en het “tweede huis”. Op het einde van de 17de eeuw vermeldt het hertogelijk cijnsboek voor pand G 330 nog altijd: eertijts twee huysen.
Willem Vlemincx volgde Henrick van Thienen op in het bezit van de twee huizen. Korte tijd daarna hoorde het latere Wild Wijf toe aan de Tiense Armentafel, maar in de tweede helft van de 16de eeuw vond ik als eigenaar Thomas van Parys en rond 1570 Catheryn Severyns. Na deze kwamen Anneken van Parys, Jan Driesch en rond 1629 Mathys de Muntere. Van deze ging het verenigde pand by coope naar Jan Schutters, die ik ontmoet in 1635. Op 18 maart 1676 verkocht Jan Schutters secker huys genaempt het wilt wijff aan Jan Hedon. Deze verkocht het aan Peeter Peetermans. Op 4 februari 1718 verklaarden de erfgenamen van Jan Demuntere te hebben doen ende laeten beclaegen seckere huijse … genoempt het wilt wijff. De konde werd toen gedaan aan Francis Lascaille als huerlinck per matthijs corbesij. Aangezien niemand zich aanmeldde, werd de notaris Goossens in het voorschreven huis gegicht, in naam van de erfgenamen van Jan Demuntere.
Dr. P. Kempeneers.