Op de plaats van de Markies, Grote Markt 35, met oud kadasternummer G 281, stond vanaf de 17de eeuw het Wit Paard. Het feit dat de naam Wit Paard voor een andere herberg nog bestaat, heeft alle vorsers parten gespeeld.

De oudste eigenaar van pand G 281 was Baudewyn Laduijns, die in 1533 vermeld wordt als reengenoot van de Zwarte Leeuw. Na deze komt rond 1570 Willem Laduyns en daarna Peeter le Gorlier en Pierre del Borge, ook geschreven Peere del Bourgh, die het overliet aan zijn erfgenamen. De benaming Wit Paard komt voor de eerste keer voor in de schepengriffies van 1635, in verband met de regeling van een “gemene goot” tussen die Kanne van Guilliam Goossens en het Wit pert van Mathijs Crijters of de Crijtere. In dezelfde akte is er sprake van den syde muer van het Wit huijs genaempt het Wit pert. Mathijs Crijters en zijn nakomelingen mochten de gemeenschappelijke goot incorporeren van het beginsel van het backhuijs des voorschreven goosens tot achter toe, op voorwaarde dat hij de muur van het bakhuis en de achterste stal op eigen kosten zou opmaken. Crijters had het Wit Paard op 22 augustus 1635 gekocht van de erfgenamen Peeter del Bourch. Het was in 1635, zoals de meeste huizen in Tienen, een erffue daer een huijs heeft op gestaen, dat grensde aan Guilliam Goosens van de Kan en aan Adriaen de Beaulin.

In 1656 worden de erfgenamen van Mathijs de Crijtere genoemd als de “reengenoten” van de Zwarte Leeuw. Hieronder beyond zich Reijnier Crijters “bij successie”, die in 1661 het eigendomsrecht deelde met Peeter Loreijn. Dit vernemen we bij de overdracht van een rente op 11 mei 1661. Toen verkreeg “heer en meester” Jacobus van Ranst een rente van 20 guldens en 17,5 stuivers van Maria Martin, weduwe wijlen Peeter Delbrouck voor die tochte ten ouerstaen van henrick delbrouck haeren sone voor die proprietijt. Deze rente was erffelijck gehipoickeert staende op seker huijs met sijne toebehoortten geheeten het wit peert competerende Reijnier Crijters & peeter Loreijn.

Reijnier Crijters werd opgevolgd door de bekende advocaat Lambrecht Baerts, die nog andere huizen op de Grote Markt bezat zoals het Rood Paard en de Sint-Joris. Baerts komt nog voor tot na 1689. Na deze vond ik als eigenares de weduwe Harteques. In 1735 is zij opgevolgd door Cornille Maes, die niet alleen de cijns betaalde voor sa maison nommé le Cheval Blanc, maar ook voor L’Empereur of de Keizer ernaast.

Dr. P. Kempeneers.