De krantenwinkel, Jamart Men’s Shop en MS Mode NV, respectievelijk gelegen in de Leuvensestraat nummer 5, 7 en 9, vormden eertijds een groot pand dat de Zwaan werd genoemd. De naam in den swane komt al voor in 1379. In de 17de eeuw werd de Zwaan vergroot door de versmelting van twee woningen. De woning richting Grote Markt hoorde toe aan Henrick Lathour, het huis ernaast, richting Oudevestenstraat, aan Balthasaer vander Meeren. Op 26 September 1635 verkochten de erfgenamen van Vander Meeren hun erffue daer een huys heeft opgestaen aan Henrick Lathour. Op deze wijze werd Lathour de eigenaar van het hele pand dat in 1830 het nummer G 295 kreeg. Het had toen een oppervlakte van 5 a 90 ca.

Lang bleef Lathour niet in het bezit van de Zwaan. Het huis was trouwens, zoals zovele andere, neergeblaakt tijdens de furie van 1635. In 1641 heet de ruïne nog altijd een erffue mette materialen daer op staende daer een huijs placht op to staen genaempt de Swaene. Eigenaar in 1641 was soldaat Jan Merle. Deze bezat slechts het rechterdeel. Het linkerdeel hoorde al in 1637 toe aan de voerman Jan Bourset, die we ook kennen als de bezitter van de Witte Leeuw op de Grote Markt. Enkele jaren later ontmoeten we Otto of Otten Cans als de eigenaar van de twee huizen. Het rechter gedeelte hoorde hem eerst toe, terwijl hij later het linker deel kocht. Dit gedeelte heel in het cijnsboek, overgeschreven in 1699, synen huyse daer de poort op staet. Sieur Otto Cans was luitenantmeier en bezat de huizen nog rond 1675. Hij werd opgevolgd door secretaris of pensionaris Immens «uxoris nomine»; dus in naam van zijn vrouw. Deze bezat nog in 1702 syn huys genoemt de swaene in die louenare straet. Daarna kwam de Zwaan in handen van de familie Proveneers, want in 1725 lees ik dat een sleutel te krijgen was bij de weduwe proueneers jn de swaen. De volgende bezitter was de familie Persoens of Persoons. Zo komt in 1761 Carolus Persoons voor als «reengenoot» bij de verkoop van een aangrenzend huis. In 1775 heel zijn nakomeling den Heere Borghemeester Persoons. Voluit heette hij Jean Henri Hubert Persoens, later ook met de toevoeging «d’oirbeek». Deze nakomeling van Carolus was nog burgemeester van Tienen in 1791, 1808 en 1814. In 1834-37 hoorde de Zwaan toe aan de weduwe van Persoens d’Oirbeek, maar in 1860 is de nieuwe bezitter Isidore Coenen uit Rummen.

In 1935 bestond de Zwaan uit drie handelshuizen. In nummer 5 verkocht Alfons Mensaerts «hoeden en klakken», in nummer 7 begon Irene Oversteyns met een boekenwinkel, terwijl het nummer 9 bekend was als de winkel van fotograaf Georges Haenen.

In uithangborden is de Zwaan de bekendste vogel. Hij komt vooral voor als naam van brouwerijen en herbergen. Hij kwam voor in Lier, Mechelen, Antwerpen, Wilrijk, Kontich, Brugge, Schoten, Hoegaarden, Webbekom, Assent, Schaffen, Grimbergen, Dordrecht, Zaandam, Amersfoort, enz. Dat de Zwaan-benaming zo populair was, heeft volgens Van Lennep veel oorzaken. Een Zwaan is een vrolijk waterdier, dat met zijn lange hals geschikt is om in het nat te duiken. Zo schreef een dichter in de 17de eeuw op een glas in een herberg waar de Zwaan uithing: «De Swaen voert ieder kroeg, zo wel in dorp als stad, Omdat hij altijt graeg is met de bek in ’t nat». Ook was de zwaan een edele vogel die in de burgwallen van de steden onderhouden werd. De bewaarders der zwanen hielden een herberg open en hingen dan de Zwaan uit. Zwanen kwamen ook voor in gebieden waar de sage van de Zwaneridder populair was. Ten slotte was bet zwaantje een geliefkoosde vrouwennaam. ’t Zwaantje op een uithangbord kan dus de mooie herbergierster zelf hebben aangeduid. De naam komt waarschijnlijk van de lieftallige Zwanemaagden, ontleend aan de Walkuren of maagden in het Walhalla, die niet enkel konden vliegen, maar ook zwemmen.

Daarom was het voor onze voorouders een grote zonde om een zwaan te doden, omdat deze een Walkure kon zijn. In de sagen van de Germaanse mythologie vinden we misschien de oudste reden voor de populariteit van de Zwaan als uithangteken.

Dr. P. Kempeneers.