Intussen veranderde het huis van naam. In 1615 werd aan Herman Cuelers door rentmeester Semet toegestaan, dat hy sal mogen vuythangen de gulde handt. Hiervoor moest hij jaarlijks met Kerstmis een penning Lovens betalen en dit voor de eerste keer met Kerstmis 1616.
Volgens Van Lennep was de hand een zinnebeeld van de arbeid. Talrijk zijn in de Nederlanden de afbeeldingen van de Gulden Hand, vermoedelijk afkomstig van goudsmeden. In Tienen werd de naam opnieuw vervangen door de Beurs.
Vanaf 1636 vermeldt het gemeen jaargetijde Herman Ceuleers of Cuylers als eigenaar van de Borse. In 1666 is deze Herman opgevolgd door zijn erfgenamen, maar in de rekeningen van het gemeen jaargetijde van 1684 tot 1715 zijn de erfgenamen van Henrick Immens opnieuw de eigenaars van den grondt genaempt die burse. Herman Ceuleers kan moeilijk anders dan een familielid van Hendrik Immens zijn geweest. Op 30 juli 1698 verkocht immers Herman Ceulers, wellicht een zoon van de voorgaande met dezelfde naam, de twee panden aan de schoenmaker Niclaes Loos. De nude gront werd weer bebouwd, zodat Loos aldus drye huysinghe naast elkaar bezat, vermits hij ook de eigenaar was van de Ekster. De twee panden hebben nu dezelfde geschiedenis als dit huis (zie hierboven). In 1771 gebeurt dan de definitieve scheiding. Terwijl het Exterken gekocht werd door J.A. Golsteijn, kregen ook de twee volgende huizen een andere eigenaar. Op 15 februari 1771 verkochten de kinds ende kintskinderen van wijlen Joannes Josephus Thibaut en Maria Loos hun huis op de Oude Vismarkt aan de “eerzame” Michael Andries. Het lag op dat ogenblik tussen het huijs genaempt de Borse in twee seijden ende het huijs genaempt het Exterken oock in twee seijden. Het volgende pand werd op 5 oktober 1771 gekocht door juffrouw wijlen Maria Theresia de Baus, geestelijke dochter en ingezetene van Tienen.
Recentere eigenaars van het huis nummer 42 waren: de weduwe Strijkwant (1796-1800), Jacques Fredrickx (1826), Maria en Catherina Strijkwant (1834-37) en de winkelierster Marie Strijkwant in 1860, en van het huis nummer 43: de weduwe van Peter Mattheus Simon, daarna de handelaar Michel Golsteijns (1796-1800), zijn weduwe (1826), en de koopman Jan Boddaer (1834-1860).
Dr. P. Kempeneers.