Geregeld krijg ik vragen als Wat betekent bunder?, Wat is een denier?, Wat is een heimelijkheid?, enz. Ik verwijs dan naar het bekende Middelnederlands woordenboek van Verwijs en Verdam, dat in elke goede bibliotheek aanwezig is.
Sommige woorden leven echter voort in het huidige Tiense dialect. Daarom noteerde ik enkele voorbeelden, met bronvermelding, om de oude herkomst van sommige dialectwoorden te staven. In Serie A 40 (f. 52) lees ik dat aan L’Escaille drie guldens werden betaald voor eenighe deuoiren bij hem gedaen. In “deuoiren” moet je de u als een v lezen. Bovendien is de i een verlengingsteken. Er staat dus in onze spelling overgeschreven: devoren. L’Escaille werd dus betaald voor enige devoren of voor enig geleverd werk. Devoor komt uit het Frans devoir. In het Tiens is het woord nog bekend met de bijgedachte “lastige arbeid”. (Hij heeft zijn devoren gedaan!). De woordgroep “bij hem” luidt in hedendaags Nederlands “door hem”. Het voorzetsel “bij” leidde eertijds het handelend voorwerp in. Het is als “by” nog algemeen gebruikelijk in het Engels.
In Serie X 2 (f. 218 verso) staat in een inboedellijst van 1775: eenen kackedo. Ook dit woord voor nachtspiegel is in het Tiens van ouderen nog bekend. De uitdrukking “Dit is geen klein bier” gaat terug op het klein bier dat in de Middeleeuwen gebrouwen werd. Zo lees ik in een rekeningboek van het Sint-Laureisgasthuis uit 1577: (betaald aan dezelfde) voer zijn cleijn bier (f. 32).
Een mik is een soort brood. Ik kom het woord al tegen in het Kerkelijk archief (nr. 22.355, p. 144): om micken te doen baccken.
Een buurvrouw van mij, afkomstig uit Grimde, bezigde een platte uitdrukking om te zeggen dat zij iets niet aanvaardde of iets niet wou doen. Deze uitdrukking luidde: “Achter Mingelincx pat schèète d’èèrem minse” (Achter Mingelincx put schijten de arme mensen). De persoonsnaam was vroeger in Grimde bekend. Ik kom in het Grimde van 1662 een Peeter Mingelincx tegen in de schepengriffies nr. 4640 (f. 52). En onder Hakendover ontmoette ik een Machiel Mingelinckx in 1792 (Acte III, p. 348).
Uiterst zelden hoor ik nog “plecht” zeggen. In het Nederlands luidt deze dode vorm “placht” met de betekenis “was gewoon”. Vroeger was deze werkwoordvorm van plegen zeer gewoon. Na de furie waren de meeste huizen neergeblaakt. Bij de verkoop van een ruïne lees ik dan ook zeer dikwijls: waar een huis placht op te staan, dus waar voorheen een huis op stond. Zo bezat Wauter van Ausloo na de furie eenen gront daer een huys placht op te staen gelegen tot haendoren. De uitdrukking komt voor tot 70 jaar na de furie. Dit wijst erop dat Tienen na 1635 er nog tientallen jaren lang uitzag als de verwoeste stad Grozny.
Tot slot een upelink (lang kussensloop). In 1794 leverde schepen Vanderhaegen senior (de oude) voor het hospitaal der Franse republiekeenen stroy sack, een hooft pulinck, twee laeckens, een sargie, … (HA G 12, los stuk in register met oud nummer 9). Het laatste woord sargie ontwikkelde zich in het huidige Tiens tot een sès. Slaap zacht.
Dr. P. Kempeneers.