In een vorige sprokkel heb ik me beziggehouden met de Tiense spelling. Ik ga nog even door met de mediale vocalen.

Mediale vocalen schrijf ik als volgt: u (rug), e (sjwa zoals in de), à of gewoon a (kàtse = koorts, naast katse), aa en a (ich kraap, wélle krape), a (maske). Uiteraard is deze spelling niet fonologisch, vermits de a op verschillende wijzen wordt geproduceerd. Zo klinkt de a van maske zeker niet als de a van kàtse. In zinsverband is het verschil wel duidelijk. De a wordt in open lettergrepen lang uitgesproken. We zijn dit gewoon in het Nederlands. We kunnen dus gerust schrijven: ich kraap tegenover wélle krape.

Een moeilijk geval is de a van vrouw en pa (= vader). Een oplossing heb ik gevonden in het gebruik van de Zweedse å (een a met hierop een bolletje). In elk computerprogramma is dit teken gemakkelijk op te roepen. Ik vergelijk nog eens met het Leuvens. Wellekens schrijft: een schuen vraa, paa. De dubbele aa geeft de uitspraak juist weer, maar in Tienen klinkt vrouw niet als vraa, en pa niet als paa. In het Tiens schrijven we derhalve beter: ’n schoen vrå, ménne på. Anders is het onderscheid niet te maken met woorden als bate “buiten”, of raat “ruit”.

Een woordje over de gutturale vocalen. In Tienen klinkt o/oo anders dan in het Nederlands. Ik geef echter geen voorkeur aan accenten om dit onderscheid te visualiseren. Zonder meer duidelijk zijn volgende voorbeelden: o (kop), oo/o (ich spoog, wélle spoge), oe (koem).

Een aantal Tiense tweeklanken bieden geen moeilijkheden. Bij andere is het moeilijk om de precieze uitspraak weer te geven. Diftongen met een sjwa als tweede element zijn: eë (geëve), uë (huëze = mikken), oë (zoëd = zaad), ië (biëld), oeë (boeët = boot), oeëj (vloeëj = vlo). Het deelteken wijst telkens op de samenstelling van de tweeklank.

Twee diftongen hebben een a als tweede element: ea (eat = erwt), oa (voader). Diftongen met oe als tweede element vinden we in ou (mous = modder), oew (roewsel = roest). De w in de tweeklank oew is geen overbodige luxe. Zonder deze w worden een groot aantal woorden zeker verkeerd gelezen. Diftongen met i of de semivocaal j als tweede element vinden we in: ai (spaile = spelen), aai/aje (braai = voetpad; baje = aren lezen), ie (raigelier, letterlijk “regulier”), oei (koei), ui (fluiskes = straks).

In het eerste hoofdstuk van “Pikke Stijkès” was Rubbens zich van zijn moeilijke en inconsequente spelling bewust. Daarom raadde hij aan om zijn boek hardop te lezen. Een ongelukkige keuze maakte hij met de voorstelling van de Tiense ai door een gestipte ij. De verwarrende klank zit al in de titel zelf. Geen enkele Tienenaar zal Stijkès lezen als “Staikès”, maar als Steikès, en dit wegens de te opvallende verwantschap met de AN-schrijfwijze van ei/ij. Vermits de Tienenaar vertrouwd is met de uitspraak van peil of pijl, zal hij ook de ij van Stijkès opvatten als een ei-klank. Daarom kan alleen de ai de Tiense uitspraak correct weergeven. Als ik met ui het woord “fluiskes” schrijf, weet ik ook wel dat deze klank niet klinkt zoals in AN buiten of huis. Maar wie Tiens kent, zal geen moeilijkheden ondervinden.

Nog lastiger is de weergave van Tiens “droog”. Ik stel voor: dreujg. Met de grafie euj kan deze tweeklank nog het best weergegeven worden.

Dr. P. Kempeneers.