Voor de consonanten tracht ik de Nederlandse spelling zoveel mogelijk te volgen. Zo schrijf ik pead en zoëd met een d, naar analogie van paard en zaad. Dit is ook het geval voor andere stemhebbende consonanten die in de auslaut stemloos worden: weg, krab (en niet: wech, krap). Waar het Nederlands een uitzondering maakt voor de verwante medeklinkers f-v en s-z, heb ik hetzelfde gedaan, zoniet worden de meeste woorden volledig onleesbaar. Ik schrijf dus wééf tegenover het meervoud wééve, laas tegenover laze. Het is ook ondoenlijk om zoveel mogelijk fonologisch te schrijven. In dat geval zouden we rekening moeten houden met sandhi-verschijnselen. Ik geef enkele voorbeelden van zulke spelling: aichemichuët?, iguëroechni, suëtmichni, emuëtmichni, suëremichni, uëregéllenichoet?, enz. De oplossing laat aan de Tiense lezer over.
In enkele gevallen wijkt het Tiense consonantisme van het Nederlandse af. Zo woont de Tienenaar in een h-loos gebied. Hij spreekt dus geen h uit. Meer nog. Bewoners in onze omliggende omgeving die de h wel uitspreken, zoals in het beschaafd Nederlands, komen “boers” over. Een Tienenaar die op de Markt iemand hoort zeggen “Ze huët mich ni” (ze hoort mij niet), dus met een duidelijke h, weet onmiddellijk deze persoon te situeren in een dorp ten oosten van de stad. In het beschaafde Tiens (!) spreekt men de h niet uit. Het wegvallen van de h kenmerkt dus de stedeling tegenover de dorpeling uit een h-gebied. Om de verstaanbaarheid te bevorderen, kan men in de Tiense spelling de h schrijven of ten minste voorstellen met een weglatingsteken: hond of ‘ond, zoals in: Den ‘ond van schiëve Kai. In dit voorbeeld is de h dan te beschouwen als een stomme h, dus een h die niet wordt uitgesproken.
In sommige woorden verscherpt de g in de auslaut tot k: ‘eërink (haring), kuinink (koning). In feite weerspiegelt deze k de Middelnederlandse uitspraak zoals in coninc, bewaard in de persoonsnaam Conincx.
Tot slot nog dit. Het Tiens van de laatste 200 jaar heeft heel wat Franse woorden opgeraapt, die het dialect voor 1800 niet kende. Veel Tieno-fielen lopen juist hoog op met allerlei verbasterde Franse woorden om de eigenheid van het Tiens te beklemtonen! Ik denk aan woorden als: ambetaire (Frans: embêter), afballotaire (balloter), alliènse (alliance), apprènse (apparence), arrenzjaire (arranger), arrut (en route), attènse (attention), enz. Deze woorden zijn niet oud en weerspiegelen geenszins het Nederlandse verleden van onze streektaal. Ze lijken eerder op een verbrusseld Tiens. Deze woorden asprès willen bewaren, kan niet de doelstelling zijn van de ware dialectoloog. Tenzij men de vroegere toestand wil herstellen: Tiens voor het gewone volk en Frans voor de évolué.
Dr. P. Kempeneers.