In 1998 gaf de Tiense numismatische kring een merkwaardige medaille uit. Op de voorzijde zien we de rondborstige keizerin Maria-Elisabeth, die op 24 en 25 oktober 1725 Tienen bezocht. Het feit was in het nieuws gekomen door de praalstoet over de pruikentijd. Op de achterkant staat een zicht op Tienen met op de voorgrond de Lovensteen, enkel bekend van een gravure.
Over deze steen heb ik vroeger geschreven. Het is de naam van een groot veld waarop deze steen stond. Een stuk grond, toebehorend aan de Tiense Armentafel, heb ik gelokaliseerd op een punt waar verschillende gemeenten samenkomen. Daarom dacht ik eerst dat het hier een wel zeer grote “reensteen” betrof, om grenzen af te bakenen. Verder onderzoek leerde me dat nog andere percelen “op de Lovensteen” lagen. Hiermee werd dus duidelijk een veld bedoeld.
Toen in 1992 mijn (onuitgegeven) Atlas voltooid was, kon ik al de wegen en voetpaden op de bekende gravure reconstrueren. Door wegstuffen van nieuwe wegen, zoals de Hannuitse steenweg, en het herstel van het oorspronkelijke tracé, zoals een afgesneden bocht van de weg naar Meer sedert de aanleg van de spoorweg aldaar, kreeg ik een duidelijk zicht op de gravure. Ik kwam tot de vaststelling dat de steen op amper 100 meter heeft gestaan van de windmolen op de huidige Getestraat. Zo wist ik uiteindelijk waar de Lovensteen had gestaan: exact op de plaats waar de Hannuitsesteenweg werd aangelegd. Deze weg sneed namelijk het veld met kadasternummer E 281 diagonaal in twee stukken. De Lovensteen is dus voor altijd verloren, tenzij hij bij graafwerken weer bovenkomt, want vermoedelijk werd hij niet vernietigd, maar ingegraven.
De oudste vorm die ik intussen gevonden heb, staat in het cijnsboek van 1533, bewaard in het rijksarchief te Brussel (Rekenkamers 44.814). In werkelijkheid werd dit boek ingevuld rond 1570 en later. Hierin lees ik: ter plaetsen geheeten die leuersteen (lees: Leversteen). In 1646 komt eveneens den leuersteen voor, maar in 1669 den Louen Steen. Dat r en n met elkaar afwisselen, is in Tienen niet ongewoon. Zo zegt de Tienenaar immers daiker in plaats van daiken (pastoor-deken), enz.
Voor de betekenis van de Lovensteen moeten we dus uitgaan van de 16de-eeuwse vorm Leversteen. Het element Lever komt op een aantal plaatsen voor. Ik noem Leverooi (gemeente Nederweert), in 1294 geschreven Leverlo. Deze naam is een zogenaamde lo-naam. Lo uit ouder Germaans lauha is een bosje op hoge zandgrond. Leverbach is een zijriviertje van de Geul in het Maasbekken. Lever wordt door Molemans verklaard als een mogelijk meervoud van leh- “heuvel of heuvelachtig terrein”. Deze verklaring gaat ook op voor onze Leversteen: steen op heuvelachtig terrein.
Intussen kunnen sommigen verder fantaseren over de vroegere functie van de Lovensteen, als merkpunt in een netwerk van wegen die gericht waren op sterren als Sirius en Aldebaran. Aan zulke “gebarsten schedel theorieën” (term van Hubert Lampo) doe ik echter niet mee. De werkelijkheid is al boeiend genoeg.
Dr. P. Kempeneers.