De Mulkkapel, toegewijd aan de heilige Theobald, werd gebouwd rond 1355. In 1562 stelde notaris Jan van Kyesekem een inventaris op van de erfbrieven der Cappellen Jhesu Christi tot mulck. Hierin vond ik als oudste document een schepenbrief van 22 mei 1357 betreffende een eigendom van de kapel, namelijk een huis gelegen in de Meenstraat, nu Torsinplein. Andere oude schepenbrieven dateren van 1362, 1365 en 1368.

De Mulkkapel is een éénbeukig, gotisch gebouwtje van baksteen op kwartsieten basement. De kapel kwam op de plaats van de woning van Wouter vander Slachmolen alias Craeckmans. Deze betaalde volgens het oudste cijnsboek aan de hertog een obel voor een plaats voor zijn huis, of in het Latijn de waris ante domum suam. Daarna werd deze cijns, eeuwenlang, voldaan door de Capella de mulke. In het Nederlands heet ze doorgaans die cappelle van mulck (1441), later ook omgezet in een samenstelling die mulck Cappelle (1635).

Sporadisch komen andere namen voor, zoals in 1383 in het Pitantieboek van de abdij van Maagdendaal inde mulcstrate jeghen heylijchs gheest capelle of in 1391 met een omschrijving in het boek van de Armentafel capellae [= datief] in mulckstraete. In de oude schepenbrieven van de kapel van 1365 en 1368 heet ze respectievelijk cappelle site in mulcstrataen cappelle noue site in vico dicto mulcstrate. De geciteerde vormen staan in de genitief achter het woord “fabrica”. Volgens A. Wauters kwam in 1391 ook al de benaming capella sancti theobaldi voor. Zelf vond ik Capella Sancti Theobaldi in de “consentbrief” van de prinsbisschop van 1447, door notaris Jan van Kyesekem in 1562 vertaald als de cappelle ende den aultaer van Sint Theobaldus staende Jnden voers. cappelle. Gramaye noemt ze in 1606 (Capella) S. Evvaldi in via Hogardensi. De naam Theobald of Dietbald is een tweestammige Germaanse naam, samengesteld uit diet “volk” en bald “dapper”, en betekent zoveel als “door zijn moed opvallend onder het volk”. Onder invloed van Griekse namen komt de vorm met Theo- voor: Theobald. De heilige Dietbald of Theobald, geboren circa 1033, was afkomstig uit de familie der graven van Champagne en leefde als kluizenaar in Luxemburg. Hij overleed in Salanigo (Italië) in 1066.

Na de stichting ontving de kapel verscheidene schenkingen. In 1357 bezat de kapel al een huis in de Meenstraat en op 12 juli 1365 schonk “Idonoya dicta de moutmuelin” (Idonoye gezegd van de moutmolen) een erfrente van 20 schellingen payements op een huis in de Kleine Vleeshouwersstraat, ten voordele van de kapel. De notarisakte omschrijft ze als discreta et honesta mulier, “een verheven en eerlijke vrouw”.

Op 22 maart 1368 zag de molenaar Geert van Bost, zoon van de klerk Mathias van Bost, af van zijn renten op een huis in de Mulkstraat, die zijn vrouw Elisabeth Ca(e)rs bij testament aan de kapel geschonken had. Diezelfde dag bevestigde hij ook de afstand van een half bunder akkerland, dat zijn vrouw had vermaakt aan de H. Geesttafel van Tienen en aan de nieuwe kapel in de Mulkstraat. Dit land lag tussen Mulk en Oorbeek, aan de weg naar Drooghoutem.

Dr. P. Kempeneers.