In Merovingische tijd werden nederzettingsnamen gevormd met heim, uit Germaans haima, dat woning betekent. Het leeft voort in heem en heemkunde of in het Duitse Heimat. Gemeenten, dicht bij de taalgrens gelegen, hebben dikwijls 2 vormen: de zogenaamde doubletten. Dikwijls hoor ik de opmerking: Waarom worden deze namen vertaald? Doubletten zijn geen vertalingen. Ze komen voort uit dezelfde grondvorm, maar ontwikkelden zich in de loop der eeuwen op een andere wijze in Vlaamse en Waalse mond.

Een bekend voorbeeld is Nederlands Geten tegenover Waals Jauche. Beide vormen gaan terug op de riviernaam Gatia, die zoveel betekent als de “roodbruine (beek)”. Ik zet beek tussen 2 haakjes, omdat Gatia geen samenstelling is, maar een afleiding. Rivieren kregen dikwijls een naam naar de opvallende kleur. Zo ook Tamara “de donkere”, nu de Demer.

Een ander doublet is Bevekom. De grondvorm is Bavingahaim. Dit betekent “de woning van de lieden van Bavo”. In het Nederlands ontwikkelde Bavingahaim zich tot Bevekom, in het Romaans tot Beauvechain. Dat op het einde -kom staat, moet ons niet verwonderen. In Oost-Brabant wordt Germaans -ingahaima dikwijls -kom, zoals in Binkom, Kerkom, Betekom, Webbekom, Miskom, enz.

Eliksem is een geval apart. Dit dorp heeft Germaanse en Romaanse vormen: 1107 Alenthcurth, 1139 Helingessem, 1146 inter Halincourt et Hasbines [= Overhespen], 1262 Elijschem. Het doublet vertoont een zeldzame afwisseling van Germaans haima tegenover Romaans curtis. De betekenis is duidelijk. De stichter van de woonkern heette Aling. Eliksem betekent dus de woning, respectievelijk het hof van Aling.

In Houtem wordt het Germaanse woord haima toegevoegd aan Germaans hulta. Vroeger was hulta, nu “hout”, het gewone woord voor een hoogstammig bos. Het was zeer productief, zodat er veel Houtems voorkomen. Het is daarom niet altijd gemakkelijk om de verschillende dorpen uit elkaar te houden. Houtem komt bv. in Tienen voor, nu Sint-Margriet-Houtem, maar ook in Hoegaarden. In Landen komt Houtem voor in de samenstelling Walshoutem. Oorspronkelijk Houtem betekent dus “woning in het bos”.

De oudste vormen van Walshoutem zijn: 1118 Holtheim, 1172 Holtheym, 1262 in via que ducit uersus houthem, 1280 Apud huten. Mogelijk werd met Holtaim uit 1034 eveneens Walshoutem bedoeld, een vorm die Gysseling plaatst bij Houtain-Saint-Siméon. In het Frans luidt Walshoutem Houtain, uitgebreid tot Houtain-l’Evêque. Vgl. 1269 ville de Houthem episcopi Leodiensis, 1349 Houtaing le Vesque, enz. Het dorp werd in 1036 geschonken aan de bisschop van Luik, vandaar de naam. Pas in 1548 verschijnt de benaming Wals-Houtem. De namen met Wals duiden op een sterke Waalse aanwezigheid. Door inwijking van Vlamingen in Walshoutem werd het Nederlandstalige element zodanig versterkt, dat in 1930 de Franse aanwezigheid geslonken was tot 8,29 % van de bevolking. Uiteindelijk kon Walshoutem bij Landen gevoegd worden, als lid van de Vlaams-Brabantse gemeenschap. Ook het omgekeerde kwam voor, zoals ik in de volgende sprokkel zal uiteenzetten.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Publipers, 1999-2000. Ook in: OLE nr. 57 (1 juni 2000), blz. 4-17.