In de Leuvensestraat nr. 16-18 staat het huis G.Vandeput, bekend als zonnecentrum en winkel voor huishoudapparaten. Het wordt thans uitgebaat door Jean-Paul Hendrickx-Pans. Dit pand, met oud kadasternummer G 196 en nieuw G 196 k, ontstond door de vereniging van 3 woningen.
In 1636 lagen deze woningen tussen het huis van Dionijs van den Berckt, nu Optiek D. Dillen, en het Huis van Sint-Geertruiden te Leuven. Op het goed van deze abdij liggen nu de handelspanden vanaf drogisterij Di tot en met kaaswinkel Bartholomeus.
De rechterzijde van Vandeput, dus naast Sint-Geertruiden, bestond uit een klein huis. Het hoorde in 1636 toe aan Willem van Herbergen. Deze verkocht zijn huisje op 23 april 1636 aan Franchois Dillen, die op 21 februari van hetzelfde jaar ook al eigenaar was geworden van het pand ernaast, nu het middendeel van Vandeput. Dillen bleef in het bezit van het rechter huis tot in 1646. In gemeld jaar werd het gekocht door Adriaen Pups, in 1647 ook geschreven Pips. Later ging het huis van Pips bij Coop over naar Hendrick Merckx.
Het middendeel lag in 1636 zoals de meeste huizen van Tienen af. In de schepengriffies was het een erffue daer een huijs placht op te staen. Dit erf was immers onlancx affgebrant doer den vijant, namelijk bij de verwoesting van Tienen door Franse en Hollandse troepen op 9 juni 1635. In 1636 besloot Jaecques van Herbergen, als man ende momboir van Elisabeth Kindermans, om het huis te verkopen. Genoemde Van Herbergen was de derde echtgenoot van Elisabeth, die van haar tweede man, Peeter Raijmaeckers, twee kinderen had. De twee weeskinderen waren eigenaars van het erf voor de proprietijt. Hun moeder was eigenares voer de tocht. Daarom trad Jaecques van Herbergen op als protecteur van de twee weeskinderen. Op 18 februari 1636 verkochten ze het huis aan Franchois Dillen. Op het ‘middendeel’ stond een rente van 18 Rinsguldens, maar het had volgens de verkoopakte ‘jaarlijks bijlange deze waarde niet’, tenzij de koper het huis zou ‘betimmeren’. In de akte staat dan ook uitdrukkelijk dat de koper op de lege grond onmiddellijk een woning moest bouwen. Voor de goede afloop van de verkoop werden Jooris Kindermans en Michiel Kindermans aangesteld, als naeste vrinden vande weesen. De verkoop, voor 94 gulden, geschiedde in aanwezigheid van de getuigen Jan Mertens, timmerman, en Franchois van Wange, schaliedekker. Ook kwam er nog een rente op het huis ten voordele van Hugo Garmit. Na Frans Dillen komt dan ook in 1647 de weduwe van Hugo Garmit als eigenares voor. Zij moest het huis echter op 22 mei 1647 verkopen wegens uitwinning, of zoals de schepengriffies zeggen ‘uit kracht van evictie’. De koper was Gulliam Goossens, die ik nog aantref in 1650. In 1668 echter is hij als ‘reengenoot’ van de Zift vervangen door Dionijs Cobus.
Bij gebrek aan bewijsplaatsen ken ik het verloop van de geschiedenis niet in het begin van de 18de eeuw. In deze periode moet evenwel het rechter- en het middendeel voorgoed verenigd zijn, want in 1756 hoorde het verenigde pand toe aan Sieur Petrus Santels en zijn vrouw Barbara Henrica Van Winde. Op 31 augustus verkochten zij hun woning aan Sieur Joannes Josephus Claes en Anna Catharina de Cock, wettige gehuijsschen. Catharina Decock komt als eigenares voor in 1796. Twee jaar later is ze echter vervangen door Marie Lecocq met als beroep ‘epiciere’.
Dr. P. Kempeneers.