In de Stadsinfo, Grote Markt 4, woonde eertijds de bekende stadschirurgijn Joannes Carolus Huart, die als eerste de keizersnede beschreef.

De oudst bekende eigenaar van dit pand was Lenaert van Molle. Deze bezat ook het huis ernaast, nu de apotheek van Leen Verbeurgt. Daarom is het mogelijk dat beide huizen een geheel vormden, de Sint-Andries genoemd. Links en achteraan grensde de huidige Stadsinfo aan de Sint-Joris, die samensmolt met de Scheuleer. Na Lenaert van Molle was het pand zeker gesplitst. De volgende eigenaar was Jaecq Hovaerts, die werd opgevolgd door Francisco Secondo of Segundo. Deze vond ik voor het eerst in 1643. In een kopie van het einde der 17de eeuw komt hij een keer voor als François Aligon. Rond 1670 wordt Francisco Secondo opgevolgd door zijn erfgenamen, waaronder zijn weduwe. Zij verkochten het huis aan Adriaen Lamal, van wie het na zijn dood overging op zijn erfgenamen.

Op 14 december 1714 kochten meester-chirurgijn Carolus Huart en zijn vrouw Agnes Martinij het huis van de erfgenamen van wijlen meester Adriaen Lamael. Agnes werd in Tienen geboren in 1682. Van Carolus Huart kennen we geen geboortedatum. Indien hij ongeveer dezelfde leeftijd had als zijn vrouw, was hij bij de aankoop van zijn huis 32 jaar. Hij stierf al in 1727 in de (veronderstelde) leeftijd van 45 jaar en liet vijf kinderen na: Wijnandus, Petrus, Dorothea, Joannes Carolus en de «onmondige» Anna Maria.

De oudste zoon, Joannes Carolus Huart, werd geboren op 19 juli 1715. Bij de dood van zijn vader was hij 12 jaar. Zoals Vrancken in «Meneer Doktoor» schrijft, ging het de weduwe na de dood van haar man niet voor de wind. Agnes Martini, weduwe van wijlen sieur Charles Huaert, diende op 25 september 1741 bij de wethouders van de stad een verzoek in, om land uit haar bezit te verkopen. Een halve bunder lag buiten de (oude) Leuvensepoort achter Danebroek. Ik heb dit perceel kunnen identificeren als het nummer A 211, ten noorden van de Leuvenselaan, met een grootte van 59 a 40 ca. Bij Naveau komt dit perceel overeen met A 98, met een oppervlakte van 1 dagmaal 77 roeden. Verder wou Agnes Martini nog een derde deel verkopen, uit een stuk van anderhalve dagmaal, gelegen op de Nutsbon. Zij had immers gereede penningen noodigh om de professie van haar zoon Petrus te bekostigen, die zich begeven had in de Religie onder d’order van den H. Vader Augustinus.

Na de dood van Agnes Martini op 25 november 1745 dienden de kinderen een aanvraag in, om het ouderlijk huis te mogen verkopen. Op 6 oktober 1749 verkregen zij hiervoor de toestemming. Op 30 oktober 1749 werd ten huize van Matthijs Kerremans, na voorgaende affixie van billetten ende proclamatie metter belle, de eerste zitdag gehouden. Bij gebrek aan kopers werd de verkoop uitgesteld. Op 6 november volgde de tweede zitdag. Wijnandus Huart bood 1500 gulden, maar de verkoop werd andermaal uitgesteld. Op 13 november 1749 ten slotte bood Dorothea Huart 650 gulden en daarna 700, maar buurman Patritius Loyaerts verkreeg het huis voor 701 gulden. Volgens het kerkelijk archief staat hier echter een fout. Het huis werd namelijk verkocht voor 1701 gulden. De volgende dag verklaarde Loyaerts dat hij het huis gekocht had voor Joannes Carolus Huart. Op 7 maart 1752 werd J.C. Huart in zijn eigendom «gegicht en gegoed» en dit met toestemming van Wijnandus, Petrus, Dorothea en Joannes Carolus Huaert, die mede spraken voor hunnen onmondighe suster Anna Maria Huart.

Dr. P. Kempeneers.