In de Veldbornstraat nr. 16 staat een gebouw, dat nu toebehoort aan de Immaculata. Het linkerdeel valt op door grote ronde ramen. Daarnaast vinden we een toegangspoort en rechts hiervan een kinderdagverblijf, het Ooievaarsnest genoemd. Dit grote pand vormde met de tuin erachter eertijds de Refugie van Tongerlo.
Over de oorsprong is weinig bekend. Volgens De Ridder had de abdij van Tongerlo in Tienen al in 1224 twee en een halve bunder land ontvangen van Helias, een geestelijke en poorter van de stad. Later kwamen hier nog eigendommen bij. Zo verkocht heer Jan Necken of Neckere in 1296, “investiet” of pastoor van de Sint-Germeinskerk, aan de abdij zijn woning met nog andere eigendommen. Zo bezat de abdij twee percelen rechts en links van de huidige Kasteelstraat (Nrs. B 35 en B 97), verder een groot deel van B 64 dat gebruikt werd voor de uitbreiding van het stedelijk kerkhof, en een deel van een grote weide in de Hoolbiezen bij de Zijp (C 114).
In 1297-98 bevestigde Jan II, hertog van Brabant, de afstand van de goederen en cijnzen die door Jan Necken aan de abdij waren overgelaten. Het huis van Jan Necken in de Veldbornstraat werd de Refugie van Tongerlo. In 1340 lag de Refugie nabij het huis van Hendrik de Aquis, dit is Latijn voor “Van Aken”. Deze woonde tegenover de Veldborn. Ook grensde de Refugie aan het goed der kinderen wijlen Jan van Zoerle.
In de oude akten heet de refugie in 1323 monasterium beate marie de tongerlo en in 1340 mansio abbatis de tongerloe, of in het Nederlands in 1470 thof van tongerloe, in 1526 die herberge van tongerloo, in 1681 het Cloister van Tongerloe, in 1716 d’abdeye van tongherloe en in 1721 de refugie van Tongerloo.
De refugie bestond uit een grote woning (H 181), die aan de linkerzijde grensde aan de Sint-Jacob en aan de rechterzijde aan de Gaze of Viander. Achter de Refugie lag een beemd (H 169), die grensde aan de Sinte Peeters borne. Deze bron voedde een vijver (H 168) die eigendom was van de Grauwzusters en later van de Jozefieten. In 1674 was de beemd omgevormd tot een boomgaard.
De ligging van de Refugie naast de Viander was ideaal voor de bouw van een toilet. In de Middeleeuwen heette zo’n toilet een “heimelijkheid”. Al in de 13de eeuw stonden op de Viander twee heimelijkheden, waarvoor Jan Necken en zijn opvolgers aan de stad een denier betaalden. Op het Refugiehuis stond in latere tijd een rente van twee halsters koren, ten voordele van de arme scholieren van Tienen. Omdat de betaling van deze halsters “verachterd” was, deed de cantor van het Sint-Germeinskapittel op 29 november 1709 het refugiehuis beklagen. De konde van deze klacht werd gedaan aan de weduwe Janssens als huerster. Om een proces te vermijden betaalde de abt de schulden. De Franse heerschappij betekende het einde van het Hof van Tongerlo te Tienen. Op 28 oktober 1794 verkocht Tongerlo zijn woning in de Veldbornstraat om zijn aandeel te voldoen in de geweldige oorlogsschatting, die de Franse republikeinen de stad Tienen hadden opgelegd. De nieuwe eigenaar was Pierre-Joseph Michotte, een rentenier. Nog in 1860 komt de weduwe Michotte als eigenaarster voor.
Van 1910 tot 1962 hielden Franse zusters Augustinessen in het huis een rustoord voor bejaarde dames open. Boven de ingangspoort is nog vaag het opschrift “pension pour dames” leesbaar. Officieel heette het Maison Sainte-Eugénie. Voor de Tienenaars werd het gewoon de “Eugeniekes”. Sedert 1962 is de congregatie van de Zusters van de Vereniging met het Heilig Hart de eigenares van het gebouw. Hierin werden de klassen van de afdeling kinderverzorging ondergebracht (inl. zuster Irène).
Dr. P. Kempeneers.