Ten voordele van het Tiense kapittel stond er een rente op van 32 stuivers, die jonker Jozef van den Berghe, in naam van gezegde Vaes, betaalde voor de jaren 1721 tot 1725. Ook het derde huis hoorde toe aan de familie Van den Berghe. De nieuwe eigenaar, vertelt ons De Ridder, was gesproten uit een zeer achtenswaardige familie. Jacob Wouters, volgens Bets de eerste der familie die in Tienen wordt aangetroffen, diende in de lijfwacht van Filips IV. Hij ontving op 4 januari 1628 voor hem en zijn nazaten de titel van schildknaap. Getrouwd met Anna Coomans, won hij bij haar een zoon, Egidius. Deze werd in Tienen geboren op 6 oktober 1632. Hij trad in het huwelijk met Agnes Maes en werd de vader van Germeyn Wouters, geboren in Tienen op 17 december 1665. Germeyn werd later notaris en verwierf de titel van heer van Boekhout onder Hakendover. Dit Hof of Heerschap van Boekhout was in 1454 eigendom van Jan van Bochout en was in het bezit gekomen van Germeyn Wouters, zodat diens erfgenamen later “de Wouters de Bouchout” werden genoemd. Uit zijn huwelijk met Anna Maria Allard sproot de reeds genoemde Willem Jozef Wouters, geboren op 17 juli 1700. Deze vervulde het ambt van luitenant-meier van de stad en het kwartier van Tienen. Later was hij verscheidene malen burgemeester. Hij kocht de heerlijkheid van Oplinter en deed daarvan het “verhef” op 20 april 1741. Hij voerde tevens de titel van heer van Vroenhoven (nu verbasterd tot Groneshof onder Kumtich), trouwde met Joanna Barbara Putteau en stierf in 1742.

De nieuwe heer van Oplinter liet zijn goederen na aan zijn kinderen: 1° Maria Magdalena Isabella, 2° Peter Willem Jozef, 3° Anna Carolina, 4° Jan Frans Jozef, 5° Maria Catharina, en 6° Jan Jozef. Peter Willem Jozef Wouters, de oudste zoon, erfde het huis in de Veldbornstraat. Geboren in Tienen, op 11 september 1725, verhief hij de heerdij van Oplinter, de 7de januari 1742. Herhaaldelijk was hij schepen en burgemeester in zijn geboortestad. Zo was hij ook president-schepen, toen in juli 1758 het krijgsvolk van Frederik II, koning van Pruisen, na de inneming van Roermond, een bende huzaren naar Tienen stuurde om de burgers schrik aan te jagen. Volgens De Ridder namen de huzaren de president-schepen als gevangene mee naar Munster, van waar hij pas in 1759 kon terugkeren. Peter Willem Jozef Wouters stierf ongehuwd in Tienen, in oktober 1777. Zijn broer Jan Frans Wouters, geboren op 29 juni 1735, verkreeg het huis in de Veldbornstraat. Als advokaat bij de Souvereine Raad van Brabant verbleef hij meestal in Brussel. In 1770 echter was hij getrouwd met Maria Joanna Catharina Gertrudis de Pitteurs, uit Sint-Truiden, en wenste hij binnen Thienen in huyshouden te treden. Daarom vroeg hij, de 12de juli, de burgemeestersvrijdom. Hij verkreeg dit voorrecht op 6 augustus, op voorwaarde dat hij zijn benodigdheden bij de Tiense handelaars zou kopen. Of zoals in de toelating staat, dat hij alle danreen ende coopmanschappen, degene binnen dese stadt te becomen sullen sijn, soo van bier als andersints, zou kopen bij de ingezeten burgers van Tienen. Goederen die van buiten Tienen kwamen, zouden subject syn aen stadtsaccynsen. Wouters woonde dus zeven jaar in Tienen, toen zijn broer overleed. Evenals zijn broer, werd Jan Frans burgemeester van Tienen. Vermits hij kinderloos bleef, maakte hij op 16 november 1784 een akte op om zijn opvolging te regelen. De opvolger was Jan Lambert Wouters, heer van Boekhout. De akte bepaalde niet alleen dat Jan Lambert de lasten moest dragen die op het Goed van Oplinter stonden, maar ook dat de oude bezitters hun leven lang een jaarlijkse rente van 200 gulden zouden ontvangen.

Jan Frans Jozef Wouters stierf op 25 mei 1785, zijn echtgenote op 9 januari 1812.

Dr. P. Kempeneers.