Jan Lambert Wouters, de nieuwe bezitter van het Goed van Oplinter in de Veldbornstraat, werd geboren op 1 februari 1743. Hij was de zoon van Jakob Godevaart Wouters, de jongste broer van Willem Jozef Wouters en van Maria Lambertina Baerts. Secretaris van zijn geboortestad werd hij tijdens de Franse Omwenteling uit zijn ambt gezet. Om de vele verdiensten die de familie Wouters bewezen had, gaf het Oostenrijks bestuur, op 26 augustus 1792, aan Jan Lambert Wouters de erfelijke titel van ridder van het H. Roomse Rijk. Ook mocht hij de valhoed boven het familiewapen vervangen door een kroon. Op 15 januari 1820 keurde het Hollands bestuur de vergunning goed. Tevens mochten de familieleden “de” voor hun naam plaatsen. Een bekende telg uit dit geslacht is Marlène de Wouters, omroepster bij VTM.

Tot het Goed van Oplinter hoorden ook drie grote hovingen, gelegen in de Ooievaarstraat, van aan de bocht van de straat tot en met het huidige huis nr. 48. In 1830 hadden ze de volgende nummers: 1° een tuin met nummer H 171; 2° een tuin op H 172, met een gebouwtje op H 173; en 3° een schuur van 80 ca op H 174 met de bijhorende tuin op H 175.

De eerste tuin (H 171) aan de bocht grensde in 1590 aan een straatje dat door de Grauwzusters werd ingenomen. In 1590 stond naast het straatje nog een huys metter toebehoirten opden hoeck, gelegen tegenover de poort van de Grauwzusters. Het huis werd echter door heer Van Wanghe afgebroken en verkocht. Van het vroegere huis liep een gote onder d’aerde naar de gracht. Meester Joos van Carelewijck betaalde voor de “oversprong” aan zijn huis en voor de goot aan de stad een denier. De grond die nu een tuin was geworden, hoorde daarna toe aan Anthonius vander Borght en later aan zijn erfgenamen. Daarna werd de tuin eigendom van Carel Steijls bij Coope. Steijls bezat ook de tuin ernaast. De volgende eigenaar was Carel Steijls, zoon van de gelijknamige vader. In het cijnsboek heet hij Carel Steijls Carels sone. Tussen 1654 en 1698 is jonker Jaecq van Ranst de nieuwe bezitter. Het pand is dan een boomgaert te voren huys ende hoff. Jaecq werd opgevolgd door jonker Machiel van Ranst en rond 1715 door kanunnik Van Ranst, die het verkocht aan gemelde Germeijn Wouters. De boomgaard kwam aldus bij het Goed van Oplinter. De latere eigenaar, Jan Lambert Wouters, komt nog voor tot na 1837. Rond 1860 is de boomgaard gesplitst. Op het linker gedeelte, richting Kalkmarkt, stond dan een schuur die toebehoorde aan winkelier Jean-Joseph Hendrickx. De rechterzijde, een tuin, was eigendom van bakker Philibert Hendrickx. Op dit ogenblik staan op het vroegere pand H 171 een garage en een gebouw van de Immaculate. De rechter perceelsgrens zou nu in het midden van de toegangspoort hebben gelegen. Pand H 172, het middendeel, had tot na 1837 dezelfde eigenaars als het voorgaande. In 1860 was de tuin verdeeld. Links lag de tuin van de weduwe van Henri Rock, een winkelierster. De rechterkant hoorde toe aan de weduwe en kinderen van Jean Vollon, een dagloonster. Voorheen stond op dit gedeelte een schuur die voor 1860 verdween. Nu vinden we hier huis nr. 36, toebehorend aan de Immaculate.

Het derde deel (H 174-175) was in de 16de eeuw eigendom van Gudule Lycops. In 1590 was Jan Jmmens Janssone er de eigenaar van. Daarna volgde Jan van de Putte, maar in 1635 Carel Steijls die aldus de drie delen bezat. Vervolgens had ook dit deel dezelfde eigenaars als de twee vorige. Al in 1722 hoorde het toe aan Willem of Guillam Wouters, die zo het Goed van Oplinter gevoelig uitbreidde. In het midden van de 19de eeuw is dit pand echter weer verbrokkeld. Links stond de schuur met de tuin van François-Isidore Toussaint. Nu staan hier de huizen nr. 38 en 40. In het midden vonden we in 1860 twee huizen: links dat van Josephine Struyven en rechts dat van mécanicien Philippe Nelis. Dit zijn nu de huizen nr. 42 en 44. Rechts ten slotte lag in 1851 de tuin van winkelier Carolus Vanmol, die in 1860 is opgevolgd door de vrederechter Jean-Louis Michiels. Nu staan hier de huizen nr. 46 en 48.

Dr. P. Kempeneers.