Op 17 mei 2000 groeven grondwerkers op het Kapucijnenplein een sleuf voor het leggen van kabels. Ze deden dit in een boog rond het graspleintje voor het Weeshuis. Tot hun grote verbazing kwam een menselijke schedel, samen met enkele beenderen aan het licht, meer bepaald recht tegenover de twee rechtse zuilen. De politie kwam vlug ter plaatse en verwittigde de stadsarcheologe en mijzelf. De archeologe nam de gevonden resten mee en besloot dat het ging om oude botten. Beenderen van meer dan 30 jaar oud zijn niet interessant voor de politie. Voor anderen echter is het feit dat er op het Kapucijnen een schedel aan het licht kwam, interessant nieuws. De volgende dag bespraken de plaatselijke journalisten de vondst in de streekpagina’s.
Omdat ik die dag in het rijksarchief in Brussel zat, kon ik de vindplaats slechts om 18 uur bekijken, in aanwezigheid van een politieagent. Ter plaatse stak nog een dik bot in de grond. Omdat veel Tienenaars mij vragen stelden over deze lugubere ontdekking, schrijf ik deze Sprokkel.
Voor 1835 bestond er geen Kapucijnenplein. Er was slechts een verbreding aan de kant van de Langestraat, tussen het huidige pand Raddoux en drogisterij Vandecan. Het was architect Drossaert die de Tienenaars dit mooie pleintje bezorgde bij de bouw van het Weeshuis.
Zoals u kunt lezen in mijn boek “Thuis in Thienen” (deel II, blz. 801) vestigden de paters Kapucijnen zich in Tienen in 1669. Ze bouwden er een klooster met bijhorende kapel, toegewijd aan Maria Onbevlekt. Ga even voor het Weeshuis staan, naast Raddoux, en beeld u in hoe de toestand er in de 17de eeuw uitzag. Voor u stond de monumentale kapel, 43 meter diep, die reikte tot aan Raddoux. Aan de linkerhoek van de kapel begon een muur die verder liep langs de Kapelstraat (die eertijds dus veel langer was). Tussen deze straat en de kapel lag een driehoek die diende als Kerkhof. In de volumineuze uitgave “Tienen 1635” staat een plattegrond afgedrukt, waarop de kapel van Maria Onbevlekt duidelijk staat aangeduid. Het Kerkhof heeft hierop het nummer 37. De kapel beheerste bijna het hele Kapucijnenplein. In mijn boek heb ik de evolutie van de bouwfasen en het onstaan van het plein geschetst (blz. 1093). Aan de rechterzijde stond een muur langs de Kapucijnenstraat, die begon aan Vandecan. Tussen deze straat en de kapel bevond zich een poort die toegang verschafte tot een tuin en verder tot het klooster.
Het skelet dat op 17 mei gevonden werd, lag niet op het vroegere Kerkhof, maar enkele meters naar rechts (richting Kapucijnenplein). De stadsarcheologe vermoedt dat het skelet verplaatst werd tijdens de nivelleringswerken bij de aanleg van het plein in 1834-1835. Het geraamte zou dan afkomstig zijn van het oude kerkhof. Zeer waarschijnlijk hoorde het skelet toe aan een priester-Kapucijn of een medebewoner van het klooster. In 1755 bvb. leefden er in het Kapucijnenklooster 17 priesters, 2 paters, 5 lekenbroeders en een knecht. Vermits de Kapucijnen in Tienen aankwamen in 1669, kan het gevonden skelet niet ouder zijn.
Ik heb de juiste ligging nagemeten op bestaande oude plattegronden. Hieruit blijkt dat het skelet begraven werd binnen de kapel, voor het altaar van een zijkapel. Vermits slechts de belangrijkste personen in de kapel begraven werden, heeft het gevonden lichaam wellicht toebehoord aan een overste van het klooster.
Dr. P. Kempeneers.