Vanmorgen, 16 november, ontving ik een uitnodiging van restaurant Cijnshof, Ridderstraat 1 in Goetsenhoven. Volgens de uitnodiging bestaat het restaurant 10 jaar en is het gelegen in het rustig kader van een 18e-eeuwse gerestaureerde hoeve.
Over het verleden van veel boerderijen in onze regio bestaat zelden uitgebreide informatie. Daarom geef ik in deze sprokkel wat meer gegevens over het Cijnshof in de Ridderstraat. Voor Goetsenhoven beschik ik trouwens over voldoende gegevens om er een monografie over te schrijven. Deze zal verschijnen in de reeks Toponymica van het Instituut voor Naamkunde aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Ik houd de lezers op de hoogte.
In Goetsenhoven ligt een blok tussen 4 straten: de Tiensebaan (voorheen Langestraat genoemd) en het Goetsenhovenplein, en verder, evenwijdig met elkaar, de Ridderstraat en de Dreefstraat. Dit blok was al in de 16de eeuw verdeeld in 2 grote delen. Het eerste deel of de westzijde grensde aan de Ridderstraat, de Tiensebaan en de Dreefstraat. Langs de Dreefstraat lag de scheidingslijn tussen de huidige huizen 21 en 23. Op het tweede deel of de oostzijde stond het Paanhuis. Het was de brouwerij van de heer van Goetsenhoven. Met zijn aanhorigheden grensde het Paanhuis aan de Ridderstraat, het Goetsenhovenplein en de Dreefstraat, tot en met huis 23.
Het Paanhuis bestond al in de 14de eeuw en was rond 1320 eigendom van Henrick vanden Winkele. In de hertogelijke cijnsboeken is Paanhuis vertaald in het Latijn als “camma”. Daarna kwam de Kamme of het Paanhuis in het bezit van Goeswijn van den Kerckhove (in het Latijn vertaald als “de Atrio”), die de herberg overliet aan zijn weduwe. Vandaar ging het grote pand naar Goeswijn vanden Kerckhove, zoon van Reynier. Later kwam het Paanhuis in het bezit van de heer van Goetsenhoven.
In de 16de eeuw hoorde de “westzijde” van het blok toe aan Zieger vanden Poele. Toen deze gestorven was, bleven zijn minderjarige kinderen achter. Zoals gebruikelijk werden dan momboors aangesteld. Deze voogden verkochten de westzijde in 1566 aan Jan van Linther. Het pand bestond toen uit een huis, een hof met de boomgaard en andere toebehoorten by oft achter paenhuys te Goetsenhouen (lees: -hoven). Het grensde aan sheeren straete (dit is de openbare weg) in drie zijden en aan myn heeren van Goetsenhouen paenhuys ten vierden.
Van Linther liet zijn erf na aan zijn erfgenamen, van wie het overging naar Laureys Moyaerts. Het huis verdween, zodat enkel een boomgaard of weide achterbleef. Zo was het pand van Moyaerts’ erfgenamen in 1631 een boomgaert achter paenhuys en in 1632 eenen boomgaert eertyts een winninge, gelegen bij de Plaats achter myns heeren paenhuys.
Dr. P. Kempeneers.