Technische fiche

De twee aan elkaar gehechte schepenbrieven zijn in het bezit van dr. Hans Jacobs, geklasseerd onder het nummer “Manuscript 81”. Voor de leesbaarheid heb ik in de transcriptie komma’s aangebracht.

Tekst van schepenbrief 1 (29 maart 1638).

Wy Guillam Winnen, Peeter Feytens ende Jacob van Leeuwe, Schepenen der Stadt Leeuw, tuygende doen condt allen lieden, dat gestaen voor ons als voor schepenen voorschreuen, Gielis Vreuen momboir vande ombejaerde kinderen van saliger Jan van Eerteryck, verweckt vuyten schoede van Chatarina Vreuen, Leonaert Meys als momboir van(de) onbejaerde kinderen van Henrick Staes, verweckt vuyten lichaeme van Maycken van Eerteryck, Jo(uffrouw)e Anna van Eerteryck bageynken, Jo(uffrouw)e Chatarina van Eerteryck ten ouerstaen van Bartolomeus Scheelt haeren wettigen man ende momboir, Floris van Eerteryck ende Jan Schutteput daude als man ende momboir van Marie Baecken, Franco Baecken dochtere, verweckt vuyten schoede van saliger Adriana van Eerteryck in hennen leuen gehuysschen, alle erffgenamen van saliger Jan van Eerteryck ende Chatarina Vreuen, hebben naer voorgaende authorisa(ti)e vande borgem(eeste)ren ende schepenen der Stadt van Leeuwe vander date xxxix meert sesthienhond(er)t achtendertich, ons schepenen voors(chreuen) gebleecken ende elckeen van hen int besundere, naer voorgaende relieff (1) opgedragen ter manisse S(ieu)r Jans van Halle meyer voocht richter, by Faute van(den) grontheer, wyen tegenwordicheyt daer nyet te becommen en was in desen, soe men segde ende vonniste van schepenen voors(chreuen), een halff bund(er) lants gelegen int Leeuwuervelt, regenooten den voetpat gaende van Leeuwe naerden Castelberch ter eenre, Aert Winnen ter twee(dere) ende die heeren van Sinte Dioneys ter derdere ende (…) (2), Jnden naem tot oirboir ende behoeue van Peeter Clynen, aen wyen tselfue halff bund(er) lants, als meest daervoor geboden hebbende by vuytgaen vand(en) berrender keerssche (3), Js gebleuen volgens de conditie int protocolle gehecht voor (…) (4) ende es desen volgens (5) den voorschreuen Peeter Clynen, ter manisse des voorschreuen richters ende vonnisse van schepenen voorschreuen Jnden voornomden halff bund(er) lants volgens de voorschreuen conditie gegicht ende gegoyet, vonnisslyck ende tamelyck, behaudelycken eenen Iegelycken synen goeden rechte, hem gedaen bannen ende solemnityten (6) van rechte daertoe schuldich ende gewoonelyckt geschieden ende gelooffden (7) de voorschreuen opdrageren den voorgenomden Jnne geerfden altyt van hoffrechte genoch te doen (8) oft hem ergens te nauwe (9) geschiet waere ende allen lasten bouen den last aff te doene ende hem Inne geerffde daervan commerloos ende schaedeloos tontheffen, des toirconden (10) hebben wy schepenen voorschreuen onsse segelen dese letteren aengehangen den xxix meert sesthienhond(er)t achtendertich.

(1) Verhef. – (2) Niet ingevuld. – (3) Bij het uitgaan van de brandende kaars. – (4) Niet ingevuld. – (5) En bijgevolg is. – (6) Met plechtige inbezitstelling. – (7) Beloofden. – (8) Voldoening geven. – (9) Tekort. – (10) Des toirconden = in oorkonde der waarheid (Stallaert, II, 300).

Achterkant
Trans(scrip)t Peeter Cleynen – y [= 2] gul(den).
Een half bounder Landts tot Sout Leeuw ontrent Den castelbergh (+ liber A).

Tekst van schepenbrief 2 (12 juni 1638).

Leeuwe, tuygende doen condt allen lieden, dat gestaen voor ons als voor schepenen voorschreuen, Peeter Clynen heeft tot naderschap geaccepteert meester Christiaen van Winde, van alsulck halff bunder lants, als hy onlancx geleden gecocht heeft tegen die Erffgenamen van Jan van Eerteryck, volgens de brieuen vander date den negenentwintichsten meert sestienhond(er)t achtendertich, daer desen deur es gehangen, bekennende van syne originele cooppenningen ende andere voldaen ende betaelt te syn, bedraegende bouen die rente, volgens de conditie int protocolle gehecht, op tweehond(er)t drye gul(den) vier stuyuers eens ende desen volgens (1) heeft den voorschreuen Peeter Clynen het voorschreuen halff bund(er) lants, ter manisse des voorschreuen richters ende vonnisse van schepenen voorschreuen opgedraegen ende met halme geresigneert (2), tot oirboir ende behoeff vanden voorschreuen meeste)r Christiaen die, ter manisse des voorschreuen richters ende vonnisse van schepenen voorschreuen, in het voorschreuen halff bund(er) lants es gegicht ende gegoyet, vonnisslyck ende tamelyck, behaudelyck eenen Iegelycken synen goeden rechte hem gedaen bannen ende solemnityten van rechte daertoe schuldich ende gewoonel(yckt) te geschieden ende bekend (3) die voorschreuen opdrager, hem egeen recht oft actie meer daerinne te hebben ende allen trecht ende actie die hy daerinne heeft of hebben mach, heeft hy den voorschreuen ontvanger geheel ende al ouergegeuen ende getransporteert als veruolghde schaudt (4), des toirconden hebben wij schepenen voorschreuen onsse segelen dese letteren aengehangen, den twelffsten dach der maent van juny sestienhond(er)t achtendertich.

(1) En bijgevolg. – (2) Door het wegwerpen van een strohalm plechtig afstand doen van een goed. – (3) Lees: bekennende. – (4) Schaudt = schuld. In rechten toegewezen schuld. Cf. Stallaert, II, 587 “als vervolghede scout ende herhaelde scout”.

Achterkant
M(eeste)r Christeaen van Winde – ij gul(den).

Dr. Paul Kempeneers. Tienen, 13 januari 2003.