In de Leuvensestraat, iets hoger dan het Groot Hert (nu de bank BBL), woonde in 1791 de smid Nicolaus Baiet of Bayet. Hij cureerde de voetwonde van een paard in het pachthof van Jan Baptist Fillet in Oorbeek in de huidige Sint-Jorisstraat. Deze was getrouwd met Maria Clara Saelmaekers. Toen de wonde bijna genezen was, stierf het paard op geheimzinnige wijze.
Guilliam Beles, een vilder of paardemeester uit Tienen, werd erbij gehaald. In het bijzijn van verscheidene getuigen sneed Beles het paard open, haalde er het hart uit en vond 2 vreemde zaken: een seker ongewoone forme van Beeste met de gedaente van tacken, en verder nog een klyndere soorte van ongewoon gedierte. De smid Bayet vroeg aan de vilder wat hij ervan dacht. Deze meende dat hier iets qualijkx was mede gemengeld en tekende de verklaring met een kruisken, aangezien hij niet kon schrijven. In het proces verbaal van 19 februari 1791 wordt de vreemde vorm van beesten nog wat duidelijker omschreven: 1. als een beest gelijk aen een serpent met tackken, en 2. een klynder beest gelijk aen eenen paelingh. Het paard stierf niet aan de wonde, vermits deze bijna genezen was. Daarom meende Beles dat het paard geraakt was van een kwade hand.
Onder de getuigen bevond zich eveneens F. van Polfliet, de prior van het Bogaardenklooster in Hoegaarden, en de pastoor, Joannes J. Van Herck. Deze laatste stuurde op 22 februari de verklaring door naar Duvivier, de secretaris van de aartbisschop van Mechelen. Het kort briefje is in het Latijn geschreven. De pastoor wees erop dat de feiten in Oorbeek niet op natuurlijke wijze konden gebeuren. Enkel de kwade invloed van de duivel kon als verklaring dienen. Of zoals hij schreef: omnia illa naturaliter non fieri, sed per maleficia daemonis.
Ik ben te nuchter om in een duivelse tussenkomst te geloven, maar leg het verhaal voor aan een dokter of veearts. Als iemand mij een geneeskundige verklaring kan geven voor de vieze beesten in het hart van de merrie van Fillet, zal ik het de volgende keer aan de lezers van Publipers laten weten.
Dr. P. Kempeneers.