Terloops krijg ik al eens een vraag voorgeschoteld in de aard van “Wat is een toteman eigenlijk?”. Zulke vraag kreeg ik van Armand Deldime, de nieuwe voorzitter van de Harmonie van de 50-plussers.

toteman.gifEen toteman is een kerstbrood. Meer bepaald een groot, fijn, wit krentenbrood waarvan de twee einden tot toten of tuiten uiteengetrokken zijn. In het midden zat eertijds een platte, ronde schijf uit pijpsteenaarde. De vorm van een toteman doet denken aan een in doeken gewonden kindje (het kerstekindje), dat de armpjes vast tegen het lijfje houdt. De toten verbeelden aldus hoofd en samengebonden voetjes. Deze wijze van inbinden bestaat nog in vele landen.

Het uitdelen van totemannen bestaat in Tienen al lang. In 1551 maakte Renier Cans, pastoor in het Begijnhof, zijn beklag dat hij noch met Allerheiligen een mikke, noch eenen toteman met Kerstmis had gekregen. Hij noteerde zijn klacht op een los blaadje dat bewaard werd in een register van het Begijnhof. Ik heb dit verhaal van Jan Wauters uit de Brabantse Folklore van 1950. Het bewuste register was lange tijd in het bezit van de Dominicanen. Na de brand van de Paterskerk verhuisde het archief naar Leuven. De paters in Gent en Leuven hebben mij verzekerd dat de registers van het Begijnhof aan de bibliotheek van de KU Leuven werden uitgeleend. Op dit ogenblik zijn de bewuste registers onvindbaar. Nog volgens Jan Wauters werden de ronde schijven in Leuven gehaald, maar ook pottenbakker Poffé in de Potterie zou ze als rondellen ooit gebakken hebben.

De naam toteman staat niet alleen in mijn Reddelen onder de Boompjes, maar ook in het Hagelandsch Idioticon van J.F. Tuerlinckx uit 1886. De toteman was eertijds ruimer bekend, vermits Kiliaan het woord in zijn woordenboek in 1599 opgeeft als totel-manneken. Voor hem is het een persona of figura eminens in aedificiis, quae aquas ore vel mentula fundit. Dit is: “een persoon of figuur die in gebouwen uitsteekt, en langs de mond of plasser water uitstort”. In het eerste geval is de toteman een waterspuwer zoals u er kunt zien bovenaan de toren van de O.L.Vrouwkerk in Tienen, in het tweede geval een Menneken-Pis als in Brussel. Misschien komt hiervan het gebruik van toteman als koosnaam voor een kind (Wel, m’n klein totemanneken toch) of als scheldwoord voor een onnozelaar (Zie hem daar staan, den toteman).

In Tienen was trouwens de uitdrukking Aa doewesen touteman bekend. Of ook: Aa doesesen aizel. In “doewesen” vinden we een restant van het verdwenen persoonlijk voornaamwoord du, nog in gebruik in sommige Limburgse dialecten en het Duits. In Goetsenhoven vond ik het nog op 25 oktober 1745 (over feiten van circa 1733). Toen riep Etienne Claes in colere schietende letterlijk uit: dou sacredieusche hexen (zie Schepengriffies 4063). De kaarter die op kerstavond het meest tegenslag had, kreeg een klein totemanneke als troostprijs, in Tienen een kwadgenoemd.

Dr. P. Kempeneers.