In een vorige Sprokkel citeerde ik het cartularium van Sint-Trudo uit 1139, dat bewaard wordt in Hasselt. In de kopie van de 13de eeuw worden verscheidene dekenijen opgesomd, onder meer de dekenij van Zoutleeuw met de toen bestaande kerken. Het document is zeer interessant, omdat een groot aantal van onze dorpen (ook Waalse) in dit cartularium voor de eerste keer worden genoemd. Zo bv. Waanrode, in 1139 Walrode, wat in 1989 een reden was tot feestvieren. De eerste vermelding van Waanrode was toen 850 jaar oud. (De geïnteresseerde lezer of heemkundige kring kan ik altijd een kopie van de bladzijde bezorgen).
Ook de naam Orsmaal wordt hier voor de eerste keer genoemd: op folio 43 Orsmale, en op folio 137 Rosmale. Latere vermeldingen (en dat zijn er heel wat) citeer ik in mijn werk over Orsmaal-Gussenhoven en Melkwezer, te verschijnen in 2004. Orsmale verliest zijn eind-e vanaf de 16de eeuw. Zo vond ik in 1569 voor de eerste keer een veld, dat gelegen was tussen “orsmael ende weser”. De huidige schrijfwijze is Orsmaal.
Gysseling verklaart Orsmaal in zijn Toponymisch Woordenboek (1960) uit Germaans hrussa “paard” + malho “zak”, en vandaar “depressie”, en voegt hieraan toe: “Ligt op de helling van een depressie waar de Kleine Gete door loopt”. Op dezelfde wijze verklaart hij het element -maal in Dormaal: uit Germaans thurnu “doorn” + malho “zak, en vandaar depressie”. Ook in Dormaal slijt de eind-e af. Vergelijk 1291 apud dormale, maar in 1569 den wech van hespen na dormael.
Men kan zich afvragen of de verklaring van een toponiem overeenkomt met de geografische werkelijkheid. De verklaring “depressie” gaat voor Dormaal niet op. Dit dorp ligt duidelijk op een langgerekte heuvelrug tussen de Molenbeek en de Kleine Gete. Orsmaal ligt eveneens op een helling, meer bepaald tussen de waterscheidingslijn nabij Melkwezer en de Kleine Gete. Daarom ben ik eerder geneigd om maal te verklaren als een aflopende heuvelrug of helling langs een waterloop. Gysseling verklaart maal als “zak > depressie”, wat overeenkomt met Iers mala (met lange a, in Ierse woordenboeken geschreven met accent aigu op de eerste a). De a van maal in Dormaal en Orsmaal was oorspronkelijk kort: maal komt derhalve eerder overeen met Iers mala (met korte a), met de betekenis “brow, slope, incline”, dus een helling. Het verschil tussen mala, met lange en korte a, is duidelijk te lezen in het Iers-Engels woordenboek van Niall o Donaill (1998).
Het eerste lid ros, later door metathesis ors, is het oude woord voor paard, bekend in het Ros Beiaard. De klankevolutie wordt geschetst door J. Van Loon in zijn Historische fonologie van het Nederlands. Germaans hrussa wordt Oudnederlands *hros en later ros, waaruit door metathesis ors. Besluit: Orsmaal betekent “hellend terrein geschikt voor paarden”, en Dormaal “hellend terrein begroeid met doornen”.
Dr. P. Kempeneers.