In mijn boek Tiens en Hoegaards Idioticon (2004, p. 153) noteerde ik uitdrukkingen met oord, de naam voor een oude munt. Dialectsprekers nemen deze naam nog geregeld in de mond, zonder te beseffen dat deze munt niet meer gangbaar is. Een voorbeeld uit een oud liedje: Iëne bé ne n’oed ai d’oëde, iëne bé ’n klak ai poef (Ene met een hoed heeft oorden, ene met een klak heeft pof). Dat bovendien een oord de waarde had van 6 groten of 18 mijten, zal vrijwel niemand meer weten. Ook voor onze verre voorouders was het geen sinecure om met munten te rekenen.

Tijdens mijn opzoekingen in het archief vind ik geregeld een “evaluatie van de munten”. Het was immers niet eenvoudig om de waarde van de munten in de verschillende landstreken te onderscheiden. Daarom legden boekhouders en rentmeesters lijstjes aan, om ten minste de gangbare munten in 1 streek beter te onthouden. Zo vond ik een lijstje in het Manuaal van de pastoor van Waanrode uit 1698, getiteld “Valoren” (Parochiearchief Waanrode). In het Cijnsboek Walschaerts in Budingen uit 1763 (Schepengriffies nr. 6534) lees ik in een korte lijst: 18 mijten maecken een oordt. Een lijstje staat ook in het Cijnsboek van het Hof Wittemans uit 1547-1604, eveneens in Budingen (SG 6890), en in het vervolg uit 1643 (SG 6891). In de Schepengriffies nr. 7531 schreef de rentmeester in 1691: 1 hellinck 16 sesse groet facit een ort.

Soms ging een lijst over van vader op zoon. In het archief van de familie Fourneau de Cruquembourg (doos 474, Rijksarchief Brussel), gedateerd 1640, schreef de auteur Specificatie vande oude chijns penningen gevonden onder de Pampieren van ons vader s.m. Landmaten en oude munten vindt men ook in bundel 12/4 van de Dalscholieren uit Zoutleeuw, bewaard in het bisschoppelijk archief van Mechelen. Veel tabellen staan ook bij de Dalscholieren, bundel 12/1, onder de titel Evaluwatie der Chynsen. Een “Evaluatie” vindt men ook in het Cijnsboek van Liefkenrode uit 1764, bewaard in het privéarchief van drukker Ed. Peeters in Zoutleeuw, dat ik in beperkte oplage heb uitgegeven. De meest uitgebreide lijst vond ik in Brussel in het archief van de abdij van Heilissem (Kerkarchief van Brabant, nr. 8842).

Dr. P. Kempeneers.