Sommige percelen land werden benoemd naar hun speciale vorm. In Neerheilissem bezat de abdij van Sint-Bernartsdal uit Diest in 1689 een stuck lant met twee sleutels, grenzend aan de Groenstraat of Groengracht. Dit land had de vorm van een grote Z, met boven links en onder rechts, twee uit stekende percelen of “sleutels”. Maar daarmee heette het land nog niet de Sleutel. Dit was wel het geval met het Krombunder. De genoemde abdij bezat in 1575 en later een bunder land in de Zijp, geheten het cromboender. Het bestond uit twee stukken en kwam met 1 punt aan de Zijp.

Door zijn speciale vorm kwam ook de Kromme Elleboog in Zoutleeuw aan zijn naam: 1647 den crommen ellenbode, maar in 1787 den crommen ellebogen, overeenkomend met perceel 102 van sectie A. Deze naam was ook in Tienen bekend, voor een pand aan de kromming van de Veldbornstraat, aan de linkerkant tegenover de Cellebroeders. Ik vond de Kromme Elleboog eveneens in Mechelen, Gent en Schaffen. Een typische naam die wijst op een sterk gebogen straat is de Ganzenpoot in Sint-Margriet Houtem. Dit was de volkse naam voor de opvallende bocht tussen het Steenken en de 22e-Liniestraat.

Een driebek is een perceel gelegen in een vork. Minder bekend is de Blaasbalg, zoals in Orsmaal: 1546 den blaesbalck, in de Franse vertaling van Rameien (La Ramée bij Jauchelette) le souffle dict en flameng den blasebalck. Souffle is te lezen als soufflet! De Blaasbalg was een driehoek op A 478 gelegen tussen 3 straten. Blaasbalg was eveneens bekend in Sint-Margriet Houtem: 1547 opten blaesbalck. Dit is het veldje tussen de huidige Houtemstraat, de Dwarsstraat en de Oplintersesteenweg. Blaasbalg is een duidelijk voorbeeld van benoeming naar de vorm.

Dr. P. Kempeneers.