Nogal wat graslanden hebben eigenaardige benamingen. Ze hebben dikwijls te maken met de aard van de bodem. De rauwagie in Waanrode was een beemd, begroeid met netels en braamstruiken. Het woord is een vervorming van het Franse woord ravage “verwoesting”. Dialectisch betekent “rawazje” nog altijd een ordeloze troep. Het eerste lid lijkt op rauw, met de betekenis “ruw”. In Waanrode lagen in 1680 tien zillen “rauw weide” tussen de Blij- en de Rattenborgstraat. De rauwe weide en de ravage werden aldus gecontamineerd.

Eertijds was in Budingen de Beiaard bekend, in 1480 geschreven “den beyart”. Het was een weide gelegen in het Molenbroek langs ’s-Hertogengracht (plaatselijk bekend als de Sattekesgracht). Baaierd en beiaard zijn namen voor drassige weiden.

Een andere natte weide in Budingen heette de Borgel. Deze weide lag aan het eindpunt van de Getestraat in Terhagen. Borgel wordt gewoonlijk verklaard als een bosnaam. Lo uit Germaans *lahwa kan echter ook nat grasland betekenen. Borg verwijst naar het verdwenen gehucht Hever. Nog in Budingen heette een weide de Kwakaard, afgeleid van Middelnederlands quack + aard, dus een moerassig terrein.

Slechte weiden in Gussenhoven werden de Kweling genoemd. In de Franstalige tekst van de abdij van Heilissem circa 1690 heette deze plaats “inden Culinghen”, maar op de kaart van de Parkabdij lees ik in 1656 “Den quilinck Couter”. Kweling is met -ing/-ink afgeleid van Middelnederlands quilen “kwijlen, zeveren”. Ook quellen “opborrelen” is mogelijk. Hoe dan ook: Kweling verwijst duidelijk naar een natte ondergond. In Orsmaal lag dan weer een goede weide, Spek en Eieren genoemd. De Gulden Nagel op de grens Kumtich-Vissenaken is heden nog bekend. Ik vond deze naam al in 1454. Als we nagel verbinden met “hoefnagel”, kan Gulden Nagel betekenen “geschikt grasland voor paarden”.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in de Publipers op donderdag 21 december 2006.