Eenvoudige Dietse familienamen als “Vandeborght” werden vertaald als “De Castro”. Op dezelfde wijze werd de beroemde vader van Beatrijs van Nazaret “Lanio” genoemd, als vertaling van De Vleeschouwer.
Soms wordt wel eens vergeten dat familienamen vertaald werden. In Landen bijvoorbeeld staat de bekende Molen van Roeferdinge. Op het einde van de 14de eeuw was deze molen eigendom van Henrick van den Broecke uit Sint-Truiden. In de oudste documenten is zijn naam vertaald in het Latijn als Henricus de Palude. Deze “De Palude” werd dus niet opgevolgd door “Vanden Broecke”. Het is gewoon dezelfde persoon.
Voor stamboomonderzoekers is het interessant om weten, dat een bepaalde familienaam onder een “gemaskeerde” vertaling veel vroeger kan voorkomen. In mijn boek “Het oudste cijnsboek van Tienen”, door het Toreke uitgegeven in 2004, geef ik hier enkele voorbeelden van. Meer verlatijnsingen staan in mijn boek “Oud schrift”, uitgegeven door Garant in Antwerpen. Zo is Dives de vertaling van De Rijcke, Aegidius staat voor Gilis, Albus is De Witte. Braxator is Latijn voor De Brieder (dus een brouwer), De Busco is Vandenbossche, De Campo is Vandevelde, en Cerdo staat voor Vetters.
Nog enkele treffende vertalingen zijn: De Atrio (Vandenkerckhove), De Curia (Vandenhove), Decani (Dekens), De Dumo (Vanderhaghen), De Fine (Vanden Eynde), De Fonte (Vandenborne), Faba (Boon!), De Lapide (Vandersteen), De nova domo (Van Nieuwenhuyse), enz. In Glabbeek woonde in de 14de eeuw een zekere Johannes Puerorum, dit is “Jan der Kindere”. Soms is het moeilijk om de juiste naam te achterhalen. Als cijnsboeken elkaar opvolgen, lukt het wel. In 1340 stond een huis achter de tuin van “martini opilionis”. Dit is de vertaling van Merten Schepers! En in Meldert woonde rond 1350 mijnheer “de Maloponte”. In latere cijnsboeken blijkt dit een vertaling te zijn van “Vander Quaderbruggen”.
Dr. P. Kempeneers.