Een bekend naamelement is rode, uit het Germaans rotha, dat gerooid bos betekent. De Waalse tegenhanger is sart zoals in de gemeentenaam Bernissart. In Romaanse mond kon rode worden aangepast tot ruz, zoals in het graafschap Bruningerode ‘het gerooide bos van de lieden van Bruno’. In Franstalige akten werd deze naam aangepast tot Brunengeruz. De carnavalridders hadden zich destijds beter ‘Ridders van Bruningerode’ genoemd.

In de volksmond wordt rode dikwijls als rooi uitgesproken. Dit is het geval met Sint-Agatha-Rode, deelgemeente van Huldenberg. Om de vele namen met rode uit elkaar te houden werd een specifiek kenmerk toegevoegd, dikwijls de naam van een heilige.

Dichter bij huis kennen we Attenrode, met als oudste vorm in 1145 ‘apud aterode’. Het is een samenstelling van rode met de oudst bekende hereboer Ato. Attenrode betekent dus: ‘gerooid bos van Ato’. Dezelfde Ato zit in de Zwitserse gemeentenaam Ätingen.

Op de grens tussen Attenrode en Meensel-Kiezegem ligt het gehucht Nijsenrode. Op de kaart van het Nationaal Geografisch Instituut staat Nijselrode. Om de naam te verklaren moeten we de oudste vormen in het archief opzoeken. Hiervoor vond ik in 1332 Nysenrode, maar in 1422 ook Ysenrode. Het eerste lid is ontstaan uit een proclise van n. Nijsenrode was oorspronkelijk IJsenrode. Al heel vroeg werd de voorafgaande n gevoeld als een vast bestanddeel van de gehuchtnaam. Nijsen, uit ouder IJsen, bevat een Germaanse persoonsnaam: Isan. Voor het jaar 1000 luidde de vorm derhalve *Isanrotha, dit is ‘het geroode bos van Isan’. Isan, verdoft tot Isen, is een verkorting van een Germaanse naam zoals Isenhart ‘hard als ijzer’. De persoonsnaam Iso komt ook voor in IJzendijke in Zeeland.

In de buurt van Nijsenrode ligt het gehucht Butschoor: 1454 te buetschore, nu verkeerd Butschove genoemd. Butschoor ligt aan de Binkombeek, tussen Binkom en Attenrode. But is een ronde verhevenheid. Schoor betekent moeras, nog bekend in Hoegaarden.