In mijn sprokkel 235 heb ik gewezen op de talloze verlatijnste eigennamen die voor 1400 in cijnsboeken voorkomen. Vanden Eynde heet dan De Fine, Vanden Broeck De Palude en Der Kinderen wordt Puerorum! Onder druk van Vlaamse handelaars in de steden werd in documenten voortaan Nederlands gebruikt.
Franstalige geschiedschrijvers lijden nog altijd aan een zwakke vorm van deze vertaalziekte. Ze verfransen alle namen uit oude archiefstukken. Elke Jan wordt ten onrechte vertaald als Jean, Mathias wordt Mathieu, Peter wordt Pierre.
Erger is het gesteld in Ierland. Voor de geboorte van Christus was het Keltisch een ruim verspreide taal in West-Europa. Nu spreekt nog slechts een minderheid het oorspronkelijke Keltisch (of Gaëlisch) aan de westelijke rand van Ierland als moedertaal. Het is trouwens pas vanaf 1 januari 2007 dat het Gaëlisch als een volwaardige taal in de Europese Gemeenschap wordt erkend. Hongersnood en gedwongen emigratie hadden de Ierse moedertaalsprekers in de 19de eeuw op het eiland uitgedund. De Engelse overheersers verengelsten systematisch alle Keltische persoons- en plaatsnamen.
Cassidy is de Engelse aanpassing van Iers O Caiside, ‘nakomeling van Caiside’. Het grondwoord Cas betekent zoveel als ‘krullebol’. Kelly komt van het Iers O Ceallaigh ‘kleinzoon van Ceallach’. De grondvorm betekent ‘de veelharige’. Kennedy is de verengelsing van O Cinneide, wat betekent ‘verwarde haren’. Moran komt van O Morain, een verkleinwoord van mor dat ‘dik’ betekent. Morain kunnen we vertalen als ‘de kleine dikke’. Het zijn niet allemaal bijnamen gebaseerd op lichamelijke kenmerken. Een mooi voorbeeld is Rourke. Iers O Ruairc betekent ‘kleinzoon van Ruarc’. Deze naam is zelf al een vervorming van Oudnoors Hrothekr, verwant met Roderik, letterlijk ‘machtig door roem’. In Spanje werd deze naam aangepast tot Rodrigo en Rodriguez.