In mijn sprokkel 220 schreef ik over het woord Vloedgracht, een uitbreiding van het woord Vloed. Het is een afleiding van de Indo-Europese wortel *pleu-, die “vloeien” betekent. Na mijn toponymische studies is Vloedgracht weer bekend, ook op het internet.

Wellen Vloedgracht

De grootste concentratie van het woord Vloedgracht is te situeren in het zuiden van de provincies Vlaams-Brabant en Limburg.

Laak is in Aarschot zeer bekend, maar ontbreekt in Tienen. Het kwam wel in Brussel voor, waar het overleefde in de gemeentenaam Laken. Laak komt van het Germaans lako (met lange o), afgeleid van de Indo-Europese wortel *leg- “druppelen”. Laak is een afwateringsgracht in een moerassige omgeving.

Specifiek voor Brabant is het woord Lei of Leide, dikwijls uitgebreid in samenstellingen als Leibeek, Leigracht, Leiloop, Leisloot. Het komt van het Middelnederlands Lede, een afleiding van leiden, zoals het Latijnse ductus is afgeleid van ducere.

Een Leugenbeek ontstond bij het bouwen van watermolens. De naam is vooral bekend in de omgeving van Sint-Truiden.

Losbeek kennen we vooral in het noordoosten van Limburg, terwijl we Riet of Rijt vooral aantreffen in de provincies Antwerpen en Limburg.

Vliet werd vroeger beschouwd als een echt kustwoord. Onderzoek naar waternamen leert ons echter dat Vliet ook in onze regio voorkomt, bijv. in Linter.

Een typische waternaam is de Winterbeek, een waterloop die enkel in de winter enig water bevat. Het komt voor in het oosten van Vlaams-Brabant en het westen van Limburg.

Andere typische woorden zijn Zijp of Ziep, naast Zoe en Zouw, en namen als Geleed die we in Oost-Vlaanderen aantreffen, maar niet ten oosten van de Schelde.

Verschenen in de Publipers op woensdag 9 december 2015.