Op 1 mei 1235 heette de Vloedgracht in Helen-Bos in Latijnse vertaling “fovea aque currentis”, en in 1310 “fossatum dictum vloetgracht”.

Gewoonlijk zijn Vloedgrachten in Brabant weinig opvallende, kunstmatig aangelegde grachten om overtollig water af te voeren. In Helen-Bos echter is de Vloedgracht indrukwekkender dan de Kleine Gete. Ze verlaat, met veel gedruis!, de Gete en zoekt net voor Budingen weer aansluiting met de Kleine Gete.

Vloed, en uitgebreider Vloedgracht, is een typisch Brabants woord. De grootste concentratie van Vloed-hydroniemen bevindt zich ten zuiden van de DD-lijn (Dijle-Demer). Vloed is een afleiding van de Indo-Europese wortel pleu-, die “vloeien” betekent. Hiervan bestaat in Germaanse talen de ablautende vorm flo, uitgebreid met een d-suffix. Grimm (die van de sprookjes) merkte de verwantschap tussen een aantal talen op. Een voorbeeld. Tegenover pater (Latijn), waaruit Frans père en Spaans padre, staat Engels father. Grimm merkte dus op dat een p in het begin van een woord in het Germaans veranderde in f. In het Nederlands en het Duits werd deze f stemhebbend. Vandaar de v in vader en Vater. Ook de p in de wortel pleu werd in het Germaans f, die in het Nederlands verder evolueerde tot de stemhebbende v. Dus: flo + d werd in het Nederlands vloed.

Bij het opstellen van de Atlas der Waterlopen rond 1880 werden de benamingen van de beekjes systematisch vertaald. Eeuwenoude Vloedgrachten werden aldus Coulants d’eau. In 1952 werd een nieuwe Atlas der Waterlopen opgesteld. Coulant d’eau werd toen hervertaald in Waterloop. Zo ging de benaming Vloedgracht op veel plaatsen verloren. Aquafin kent het woord niet meer. Het woord staat ook niet in Van Dale (wat ik de redactie heb laten weten). Maar in Helen-Bos bruist de Vloedgracht voort.