Heunenteun is een verbastering van het meer bekende heulenteer/ holenteer. Paque vermeldt het woord in Wommersom in zijn boek “De Vlaamsche volksnamen der planten” (1896). De afwijkende uitspraak van heunenteun uit heulenteer komt, doordat de zogenaamde liquidae gemakkelijk worden vervangen. Liquidae zijn de klanken m, n, l en r. Voor wie deze uitleg wat te moeilijk vindt: deze klanken staan alle in de naam Marleen. Zo is ook het Zuidlimburgse heulenteul een verbastering van heulenteer. Vergelijk de Tiense uitspraak “daiker” voor Nederlands “deken”. Het is hetzelfde verschijnsel.

vlierHeulenteer is een gepalataliseerde vorm van holenteer. Palatum betekent “hard gehemelte”. Als de klank o iets meer naar voren in de mond wordt uitgesproken, ontstaat een eu: holen wordt dus heulen.

Het woord holenteer bestaat uit twee delen. Het eerste deel betekent hol en verwijst naar de bekende holle takken waarmee proppenschieters en fluitjes werden gemaakt. Het tweede deel gaat terug op een Germaans suffix -dra, waarmee plantnamen werden gevormd. Een voorbeeld is de bekende gemeentenaam Aalter in Oost-Vlaanderen. De grondvorm gaat terug op *halahdra en betekent zoveel als “stekelige struik”. Het suffix -dra ontwikkelde zich verder tot -ter, -teer en komt voor in woorden als herenteer (haagbeuk) en holenteer (vlier). In het Engels evolueerde -ter verder tot tree “boom”. In het Nederlands werd de dialectische naam holenteer/heulenteer vervangen door vlier(struik). In het Duits bleef hij in gebruik als Holunder.

In de toponymie (plaatsnaamkunde) is de heulenteer zeer bekend. Ik geef enkele voorbeelden. In Meldert 1685 het heulenteerken, grensstruik onder de Waverseweg; in Oorbeek 1756 sur le heurenteun; in Hoegaarden 1582 by het hoelenterke; in Goetsenhoven 1637 by theulenteerken. In Zoutleeuw zijn oudere vormen beschikbaar: 1403 in loco dicto holendere, 1600 op den huelenter, 1610 boùen den holenter, 1735 op den heulenteir. De Heulenteer was in Zoutleeuw het veld tussen de Pijpstraat en de Lindeweg.

Bessen die tussen de tanden kraken, heten in veel dialecten krakebezen. In Tienen echter is “krakkebaas” (krakebuis) de benaming geworden van de vlierstruik, wellicht wegens het krakend geluid dat de tak maakt als je hem doorbreekt.