1. Geschiedkundig overzicht

Tot in de 18de eeuw waren de dorpen Op- en Neerheilissem Nederlandstalig. Tijdens de hereniging van België met Nederland werden beide dorpen in 1823 toegevoegd aan het Nederlandstalig arrondissement Leuven, en dit zonder afkeuring van de inwoners. Dit wijst op een nog sterke Vlaamse aanwezigheid in die periode.

De verfransing zette zich in de 18de eeuw door, vooral onder impuls van Franstalige abten van de abdij van Opheilissem. Zij verpachtten systematisch hun gronden aan Franssprekende kennissen en familieleden. Eigenlijk was de verfransing al eerder begonnen. In het kerkarchief vond ik dat er in 1669 340 communicanten waren. Hiervan was een deel Vlaams en een deel Waals: parochia partim est flandrica et partim gallica (K 22.483, f. 9v). In de volgende eeuw, in 1742, noteerde de pastoor van Neerheilissem dat de kerkdienst in het Frans gebeurde. Wel werd catechismus in twee talen gegeven. De Vlamingen waren toen al in de minderheid: Den dienst gebeurt in t’frants uijtgenome ondertusschen cathechismus voor wynige Duijtse kinderen (K 22.483, f. 13v). “Duits” was in die tijd een veel gebruikt woord voor Nederlands.

Omdat de dorpen nu verwaalst zijn, hebben de Vlaamse toponymisten er weinig belangstelling voor. Omgekeerd: Waalse toponymisten schrijven niets over de Vlaamse plaatsnamen in Hélécine. Dit is de reden waarom ik al enkele jaren geleden begonnen ben met het systematisch optekenen van plaatsnamen in Op- en Neerheilissem. Vooral het abdij-archief dat zich in het Rijksarchief in Brussel bevond, is een goede bron om de Nederlandse plaatsnamen van Op- en Neerheilissem op te tekenen. Na de splitsing van Brabant is dit archief verplaatst naar Louvain-la-Neuve.

Bij de fusie van gemeenten werd mij de vraag gesteld, of Heilissem een goede vertaling was van Hélécine, én of Hélécine geen recente uitvinding was. Ik heb toen geantwoord dat beide vormen al eeuwenlang naast elkaar bestaan. Toch staan op ons grondgebied enkel wegwijzers met de Franse benaming Hélécine, in plaats van Heilissem. Terloops: er is geen enkele reden om de archaïsche schrijfwijze met y te gebruiken. We schrijven dus best Opheilissem en Neerheilissem naast de algemene benaming Heilissem voor de fusiegemeente.

In 1929 heeft Maurice Maes al baanbrekend werk verricht. Zijn werk berust in het Leuvense Instituut voor Naamkunde. In 1936 verzamelde A.H. Van Dyck 138 Nederlandse plaatsnamen die hij publiceerde in de Mededelingen van het Instituut voor Naamkunde.

2. Nederlandse namen

Aard: 1441 in de coutere te weetsingen wert aenden art (K 2312, f. 67), 1464 aen den aert (K 8395, f. 10). – Aard is in onze regio een veld gelegen tussen hoofdwegen. Vergelijk met de Aard in Hoeleden en Kumtich.

Baan van Nodevoort naar Tienen: 1668 op cappendael onder op heylesem regt. de bane van noewaert op thienen oost (K 10.864, p. 74). – Naast samenstellingen als Groenstraat, Hoolstraat, Jodenstraat bestaan veel oude wegbenamingen uit een omschrijving. Deze beant-woordt aan de formule “weg komende van A en gaande naar B”. A is het beginpunt van de weg, B het eindpunt. Naast “baan” komen andere soortnamen voor zoals dreft, gemene weg, pedeken, s’herenstraat, straat, voetpad, voetweg, weg. Soms wordt het beginpunt weggelaten. De formule wordt dan eenvoudig “weg naar B” zoals in 1695 de Baen naer heijlecim (K 10.865, f. 21 met tekening).

Beekborn: 1303 in valle de supra bekeborne, 1355 supra fontem dictum beecborne (Draye, 359), 1458 achter beecborne op die zouwe (K 8394, f. 1). – De Beekborne is de kleine beek die van Kappendaal komt en naar de Gete loopt. Ook Zouw van Kappendaal genoemd. Borne, born veranderde onder invloed van het Duits Brunnen in hedendaags Nederlands bron.

Bonenberg: 1458 lancx neuen onse grote stucke inden boenenberge comende op die zouwe (K 8394, f. 1), 1464 supra montem versus goetsnouen dictum boenenbergh (K 8395 f. 2v). – In Vlaanderen wordt de geringste verhevenheid aangeduid met berg, meestal uitgebreid met een voorbepaling. Dat is ook in Heilissem het geval. Het eerste lid is wellicht een persoonsnaam, de vleivorm van Bonin of de genitief van de Germaanse voornaam Bono (DB, 154).

Bornestraatken: 1446 dat bornestraetken (Draye, 369), 1464 dat bornstretelke (K 8395, f. 1), 1742 t’adevort regt. … bornestraete, straete van adevort (K 22.483, f. 12). – Aan dit straatje lag de Nieuwenhof.

Dekensput, zie Udekensput.

Driebek: 1742 halfbunder op hulsbergh genoemt drijbeck (K 22.483, f. 12). – Naam voor een opvallende driehoek tussen twee wegen. Ook bekend in Halle-Booienhoven.

Dries: 1464 ad triscum nostrum (K 8395, f. 1v), 1669 illa autem pars vocatur vulgo den Driesche (K 22.483, f. 3), 1697 op het klijen kauterken regt. den dries oft straet naer kappendael bos (K 2313, b. 42). – Dries is geen afleiding van drie, zoals lang is gemeend, maar behoort bij de Indo-Europese wortel *treu ‘wrijven’ of ‘vermoeien, uitputten’. Een dries liet men tijdelijk rusten, waarna begroeiing met gras en onkruid volgde. Het woord kreeg secundair de betekenis van gemeenschapsgrond of dorpsplein. In Tienen lag de Dries oorspron-kelijk buiten de omheining. Na de verwoesting van de stad in 1635 werd de Dries de Grote Markt.

Duivelstraat: 1766 op de duijvelstraete (Draye, 370), ca. 1860 Chemin du Diable (k. Popp, sectie C). – Veel namen werden tot op heden in vertaling of volledig vervormd bewaard.

Elzenbos: 1575 ontrent den elssenen bossche (K 10.858, f. 11), 1669 (land) prope siluulam dictam communiter Elsenbosch (K 22.483, f. 1v), 1742 boven Elsenbosch (K 22.483, f. 12v), 1816 Elsen=bosch (k. Voncken, C). – Bos in Opheilssem op de sectie C 386-387).

Ezelbeemd: 1458 een eusel geheeten den eselbeempt gelegen bij onser molen van opheyleshem regt. de vliet vander gheeten te drie syden, ende die molenstrate opte vierde syde (K 8394, f. 1v). – Beemd komt van *ban-made, een ‘banale’, dit is een gemeenschappelijke hooiweide, met ban ‘rechtsgebied’ en made ‘weide’ (EWN, 244). Het is in Heilissem, zoals elders in het oosten van Brabant, het meest gebruikte woord voor grasland. Een beemd is meestal grasland van goede kwaliteit en wisselt soms af met broek. Ezel is een vervorming van Eusel, een weide van minder goede kwaliteit. Het is een afleiding met het achtervoegsel -sel van eeuwen ‘voederen’. Het is ook bekend in Vertrijk (Ke2013, 57).

Groenstraat: 1313 grunestrate, 1442 bouen die gruenstraete (Draye, 370), 1441 opte groenstrate die van lare te lysmeel wert geet (K 2312, f. 55v), 1695 de groenstraet (K 10.865, f. 11v), ca. 1730 vertaald deseur le verd chemin proche nerdael (K 8399, f. 51). – Groenstraat of Groeneweg is een bekende naam voor wegen die het hele jaar groen blijven.

Hamme (Hampteau): 1321 in ham (RA 1, p. 5), 1340 apud ham (LM, f. 4), ca. 1350 godefridus de hamme (K 10.885), 1464 Hamme, jn hampteal (K 8395, f. 37v), 1635 ham by Lysmeel (K 16.162, f. 2), 1669 circa viam de Hampteau (K 22.483, f. 3), 1742 naer Hamme en raetshoven, Beneficie van hamteau (K 22.483 f. 12 en 12v), 1816 hameau d’Hamptieau (k. Voncken, C). – Gemeente toegevoegd aan Heilissem (Hélécine). Hampteau is afgeleid van het Germaans *hammitja, diminutief van *hamma ‘bocht’. Het gehucht ligt inderdaad aan een zeer opvallende bocht van de Gete (Herbillon, 1963, 34-35).

Kappendaal: 1132 cappendale, 1145 curtem de cappendal, 1155 allodium de capendal, 1182 in terra caponúal (Reusens, 1893, p. 185, 190, 199, 240), 1441 bouen die meysenboom te cappendale wert (K 2312, f. 67v), 1464 versus cappendale (K 8395, f. 1), 1669 die sauwe venienti ex cappendael (K 22.483, f. 8v). Oude Romaanse vormen vond ik bij Herbillon (Hand. 1957, p. 57-61): 1162 chapenval, cappenval, 1182 caponval, 1250 elle vacherie de Chaponval, 1297 chapenvaux. – De hoeve van Kappendaal onder Opheilissem werd in 1132 door Renier van Sittere aan de jonge abdij van Opheilissem geschonken (Draye,  371). De naam Kappendaal komt ook in Goetsenhoven dikwijls voor (Ke2002, 14-15). Kappendaal behoort tot het type poëtische naamgeving als Maagdendaal in Oplinter of Sint-Agnetendaal en Barberendaal in Tienen, waarin daal verwijst naar het aardse tranendal. Het eerste lid is niet op te vatten als ‘kappen van nonnen’. In de oorspronkelijke hoeve woonden geen kloosterzusters. Daarom is kappen eerder op te vatten als een metafoor zoals in des hemels cappe (MHW, 282), een verklaring die aansluit met de poëtische naam als geheel.

Kouter(ken): 1458 int couterkijn (Draye, 362), 1464 in culturella ante vineam conuentus (K 8395, f. 1v), 1668 onder op heylesem inden cauter (K 10.864, p. 75), 1695 inden cauter (K 10.865, f. 29), 1816 Cauterken (k. Voncken, B). – Bij Voncken is het Kouterken te situeren in Opheilissem op sectie B 61-86. Kouter is een algemene benaming voor akkerland. Het woord gaat terug op Oudfrans colture, zelf uit het Latijn cultura ‘bebouwde grond’, in Vlaanderen pas verspreid in de 11de eeuw (Van Durme, 2011, 297-313).

Meizenboom: 1313 desub meysenboom, versus arborem qui dicitur meischenboem (Draye, 363), 1340 prope meysenboem (LM, f. 31c verso), 1441 bouen die meysenboom te cappendale wert (J 2312, f. 67v), 1695 bijden meysenboom ontrent een booghsceut vant voorgaende (K 10.865, f. 17). – De Meizenboom in Neerheilissem diende als merkpunt en komt in talrijke attestaties voor. Hij stond op de plaats waar de wegen een omgekeerde K vormen, tussen de Thier de Gossoncourt en de Chapelle Saint-Joseph (zie kaart NGI 32/8 Sud, uitgave 2000). Het eerste lid is onduidelijk. Mogelijk is het de vogelnaam mees, zoals in Meisental uit Germaans maisōn, f. Meise, + dala, n. Tal (Gysseling, 1960, p. 680).

Mergelkuit: 1464 prope locum dictum de mergelcoute (K 8395, p. 8v). – Mergel diende om het land te bemesten, ook bekend in Meldert bij Hoegaarden en in Melkwezer. Kuit is een inzinking in de bodem. Het Middelnederlands Woordenboek kent het woord in deze betekenis niet.

Onvrede: 1469 bouen den hardenwech ter plaetse geheeten den onvrede (Wauters, 79). – Ook bekend in Budingen: 1547-1604 (beemd) by die bruge genaempt den onvrede (Ke2005, 83). Onvrede is een ironische benaming voor een perceel dat te duur werd betaald, synoniem van Dure Koop en Verloren Kost (Molemans, in: Naamkunde, 1977, 39).

Oudevoort (nu Ardevoor). De oudste vorm, 1145 aldeúort, komt voor in een bulle van paus Eugeen III (Reusens, 1893, 190; Wauters, p. 70), 1179 in villa Aldenúort (Reusens, p. 229). Andere attestaties: 1256 Sygerus de audenuort, 1280-90 adenuort (Maes, 1929), 1321 in audenworet (RA 1, p. 11), 1340 in territorio de oudenvoert, apud lare et oudeuort, inter esemale et oudenvort (LM, p. 66 en 275v), 1622 tusschen Raetshouen ende Adevoort (K 10.886, f. 16v). – Ardevoor(t) is thans een gehucht in Ezemaal en Neerheilissem. Volgens oude attestaties werd de naam voorheen ook gebruikt voor grote delen van Laar tot in Neerwinden. Ardevoor heeft zich ontwikkeld uit Germaans *alda ‘oud’ + *furdu ‘voorde > voort’. Dit is een doorwaadbare plaats, een plaats waar men door een water kan gaan. Genoemd naar de Oude Voorde in de Kleine Gete, op de weg van Tienen naar Landen.

Papenbunder: 1742 een bunder in Braecauter genoemt het papen bunder (K 22.483, f. 12), 1759 het papenbunder gelegen op den Braccauter onder Neer Hylissem (o.c., f. 16). – Land in Neerheilissem. Papen is een persoonsnaam (DB, 934). Zoals elders in het Hageland werden in Neerheilissem terreinwoorden gevormd met bunder. In het oosten van Brabant was een oude bunder gelijk aan 1 ha 30 a 46 ca, afgerond 1,3 ha. Vanaf 1820 werd een bunder gelijkgesteld met een hectare, voorlopig met behoud van de oude benaming. Een bunder werd onderverdeeld in 4 dagmalen.

Sint-Plissisborn: 1669 supra vnum hortum clausum iacentem supra fontem Sancti Sulpitij vulgo sint plissis borne contiguum vie regie (K 22.483, f. 5), 1742 (blok) by fontyne S. Sulpitius (o.c., f. 12). – Nog bekende bron, genoemd naar Sint-Sulpitius. Een groot deel van het leidingwater van Tienen komt nog altijd van deze bron.

Solveld: 1469 tsolvelt, 1470 tgroot solvelt (Draye, 366), 1575 voer nederdaele opt solvelt (K 10.858, f. 8v), 1669 in campo vulgo de tsoluelt (K 22.483, f. 5). – Sol betekent modderpoel, moeras (Draye). Solt komt als gehuchtnaam voor in het grensgebied van Gruitrode, Neeroeteren en Opitter (Mennen, 2022, 142-143). Solveld is ook bekend in Zoutleeuw. Het is een wijk gelegen tussen de Sint-Truidensesteenweg en de Dungelstraat. De vijver op sectie A 70bis en de vroegere Bekster maken de verklaring van ‘modderpoel, slijk’ aannemelijk (Ke2003, 116).

Steenberg: 1280-90, 1293 ver le stembir, 1298 steenbergh (Draye, 366), 1464 triscum dictum den steenbergh (K 8395, f. 1), 1575 op den steenberch (K 10.858, f. 11v), enz. Nu nog bekend in Opheilissem: 1982 Le Steenberg (k. NGI 32/7-8).

Steenbergdelle: 1314 alle stinbergedelle (Draye, 366). – Delle is een lichte inzinking in het terrein. Delle komt uit het Germaans *daljō, verkleinwoord van dal.

Stretelken: 1464 retro paruam Ruellam dictam streetelken (K 8395, f. 1). – Kleine straat, idem als Straatje zoals in 1742 een straetje gaende naer de geete (K 22.483, f. 13v).

Strijland: 1575 strylant, gelegen opden galgenberch (K 10.858, f. 7v), 1627 het strylant gelegen opden galgenberch (K 10.862, f. 17v). – Strij(d) komt in de toponymie voor in verband met betwistingen over grenzen, zoals in Strijdbosch in Attenrode-Wever, 1530 strybosch, 1541 den strytbossch (Ke2007, 224). Vergelijk ook met Strijdland in Oorbeek en Strijddries in Kumtich.

Tombelle: 1294 juxta locum dictum tumbellam, 1458 opte tombelle (Ke2019, 25). – Ook bekend in Ezemaal. Deel van de Steenberg tussen Oudevoort en Meer, onder Ezemaal langs de Longa. Genoemd naar een kleine grafheuvel: Latijn tombella, verkleinwoord van tumba ‘graf’.

Tomme: 1668 onder op heylesem onder de tomme by den wech van nodwart naer thiene (K 10.864, p. 70). – Herinnert aan een Romeinse grafheuvel zoals de nog bestaande Drie Tommen in Tienen.

Udekensput: 1464 inden udekensputte (K 8395, f. 3v), 1575 jnde veykensput (verbeterd in vkensput) (K 10.858, f. 5v), 1669 inde Vdekensput circa den coelschen wech (K 22.483, f. 3v), 1759 sekere plaetse genaemt udekensput ofte hutseput (K 22.483, f. 16). Later vervormd tot Dekensput: 1627 onder Dykensput (K 10.862, f. 13v), 1647 inden dekensput bouen adeuort ontrent den keulschenwech (RA, f. 67v). – Udeken, verkleinwoord van Udo, bijvorm van Odo, zit in de gemeentenaam Uikhoven, 1178 Udenchoven. Udo is verbonden met het suffix -inga en de datief meervoud van hof, dus ‘hoeve van de lieden van Udo’. Later is de d uitgestoten en trad verscherping op (ing > ink) in een nog als samenstelling gevoeld toponiem (Mennen, Segers, in: DVG).

Vijf Wilgen: 1575 aen dat cruijsken oft geheeten aen die vijff willegen (K 10.858, f. 5v). – Kruisken is meestal een kruising van wegen, maar kan ook verwijzen naar een houten of stenen kruis. Wilg is de bekende boom.

Vloedgracht: 1575 jnden zijpe regt. die vloet grecht die coempt vuijten vijuers (K 10.858, f. 9v), 1695 de Vloetgracht (K 10.865, f. 30 met tekening), 1742 block by fontyne S. Sulpitius regt. … vloetgracht (K 22.483, f. 12). – Vloed komt uit Germaans *flōdu ‘vloed, rivier’, afgeleid van het werkwoord *flōan ‘vloeien’. Het is vooral bekend in de samenstelling Vloedgracht. Dit woord staat niet in Van Dale.

Walenweg: 1647 aenden waelenwech ontrent cappendael bosch (RA, f. 66v), 1697 bij kappendael bos opden waele wech (K 2313, b. 42). Later vertaald: ca. 1860 chemin des Wallons (k. Popp, sectie D Neerheilissem).

Zavelstraat: 1669 vie communiter dicte de sauelstraete tendenti versus de zijpe (K 22.483, f. 1v). – Benoeming naar de aard van de bodem. De Zavel is het grensgebied tussen Neerheilissem en Meer aan de Longastraat.

Zijp: 1575 de zijpe (K 10.858, f. 2), 1668 het crom bunder gelegen op de sype (K 10.864, p. 19), ca. 1860 coulant d’eau de la Syp (k. Popp, sectie A). – Zijp behoort bij Middelnederlands sipen, Nederlands sijpelen, uit Indo-Europees *seip ‘uitgieten, druppelen’ (Pokorny, 894). Zijp komt vooral in Oost-Brabant voor.

Zouw: 1458 achter beecborne op die zouwe (K 10.8394, f. 1), 1575 op de sauwe (K 10.858, f. 10), 1669 acqueductui vulgo die sauwe venienti ex cappendael (K 22.483, f. 8v). – Voor de betekenis kan men uitgaan van Indo-Europees *seu ‘vloeien’ (Pokorny, 912) en ablautvarianten *sou, sōu.

Zwelmstraat: 1575 op de straete geheeten de [bijgevoegd] swelmestraet leydende van opheylissem naer geldenaecken (KAB 10.858, f. 11v), 1627 (land) gelegen tot opheylissem aende swelme strate gande van opheylissem naer geldenaken (K 10.862, f. 26). – Zwelm: zwaluw.

3. Bibliografie

3.1 Afkortingen

DB       Debrabandere

DVG     De Vlaamse Gemeentenamen, 2022.

EWN    Etymologisch Woordenboek van het Nederlands

regt.    regenoot, aangrenzend

Hand.  Handelingen van de KCTD.

k.         kaart

K          Kerkarchief

Ke        Kempeneers

KCTD   Kon. Commissie voor Toponymie en Dialectologie.

LM       Liber mense (Tienen)

MHW  Middelnederlandsch handwoordenboek

RA       Rekeningen van de Armentafel

v          verso

3.2 Onuitgegeven bronnen.

Leuven. Rijksarchief.

* Kerkarchief van Vlaams-Brabant.

Klooster van Sint-Bernardsdaal.

– K 10.858. Boek van de renten, pachten en cijnzen omtrent Tienen, toebehorend aan het klooster van Sint-Bernardsdaal, 1575 (met aanvullingen in 1687). 28 folio’s met vooraan tafels.

– K 10.862. Idem, 1627 en aanvullingen tot 1687, met enkele figuratieve kaarten [opgesteld door Jan van Borren], 69 folio’s.

– K 10.864. Kaartboek figuratief, 1668 en aanvullingen. 8 + 137 bladzijden. Met verwijzingen naar de kaarten van Jan van Borren in 1627.

– K 10.865. Idem, met figuratieve kaarten. 47 folio’s.

– K 10.885. Tienen, Goetsenhoven en Heilissem. Overzicht van inkom-sten. 14e eeuw, 1 rol.  

– K 10.886. Register van de goeden van Sint-Bernardsdaal, vernieuwd door Cornelis vander Avoort, 1622, 34 folio’s.                                                                          

– K 16.162. Staat van goederen en inkomsten van de pastorie van het Begijnhof. Circa 1635. 41 folio’s.

Louvain-la-Neuve. Rijksarchief.

* Kerkarchief. Abdij van Heilissem (K)

– K 8394. Relevé des biens de l’abbaye, 14e-16e siècle. 304 folio’s.

– K 8395. Status officij monasterij heylechiniensis. Vernieuwd door abt Siger in 1464.

– K 8399. Idem, 16e-18e siècle.

Tienen. Stedelijk Archief Tienen (SAT).

* Kerkarchief van Vlaams-Brabant.

– K 2312. Verhuurboek van de H. Geesttafel, 1441.

– K 2313. Bundel 42. Klad van het Kaartenboek der Armentafel van Tienen met beschrijving van de reengenoten. Circa 1697 met figuratieve plans.

– K 22.483. Neerheilissem. Rekeningen van pastoor Peter Leclercq 1669, van pastoor J.B. Van Kerckhoven 1742, en van pastoor J.J. Nijs 1759.

* Rekeningen Armentafel Tienen (RA).

– Liber mense sancti spiritus thenensis (LM) . Cijnsboek van de Tafel van de H. Geest. Tienen, 1340. 284 folio’s.

– RA 1321-22. Rekeningen door klerk Arnoldus van Kerkeem. Boekdeel 1, 70 blz.

– RA 1379. “Dits dmaenboec der tafelen sheylichs geests van thienen”, 99 blz. Eerste maal in het Nederlands. Boekdeel 62 en 63.

– RA 1646-47. Rekeningen van rentmeester P. Van Ranst. 303 folio’s.

3.3 Uitgegeven werken.

– Debrabandere, Fr. Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk (DB). Amsterdam-Antwerpen, 2003.

– De Ruijg, W. A. Phonétique et morphologie du patois de Neerheylissem. Amsterdam, Duwaer, 1949, 106 blz. + kaart.

– De Vlaamse Gemeentenamen (DVG). Verklarend woordenboek. Leuven, 2022, heruitgegeven werk.

– Draye, H. De Studie van de Vlaamsch-Waalsche Taalgrenslijn in België. Leuven, 1942. In: Hand. KCTD, 1943.

– Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (EWN). 4 delen. Amsterdam, 2003-2009.

– Gysseling, M. Toponymisch Woordenboek (…). 2 delen. Tongeren, 1960.

– Herbillon, J. Toponymes hesbignons (Ha-). In: Handelingen van de KCTD, jg. 37 (1963), p. 25-55.

– Kempeneers, P. Oost-Brabantse Plaatsnamen. 9. Goetsenhoven. Leuven, 2002.

– Kempeneers, P. Zoutleeuw. Monografieën XIX. Leuven, Instituut voor Naamkunde, 2003.

– Kempeneers, P. Toponymie van Budingen. Tongeren, 2005.

– Kempeneers, P. Toponymie van Attenrode-Wever. In: Hand. van de KCTD, jg. 79 (2007), p. 195-348.

– Kempeneers. Vertrijk. Tienen, 2013.

– Kempeneers, P. Ezemaal – Laar. In: Ons Landens Erfdeel, jg. 42, nr. 101 (2019).

– Maes, M. Toponymie van Neerheylissem, 1929. 217 blz. Leuven, Instituut voor Naamkunde.

– Maes, M. Toponymie van Opheylissem, 1929. 174 blz. Leuven, Instituut voor Naamkunde.

– Mennen, Victor. Van Gennep tot Geistingen, van het Lo tot Lutselus. Lommel, 2022.

– Pokorny, J. Indogermanisches etymologisches Wörterbuch. 2 delen. Bern-München, 1959-1969.

– Reusens, E. Documents relatifs à l’abbaye norbertine de Heylissem. In: Analectes pour servir à l’histoire ecclésiastique de la Belgique, jg. 24 (1893), p. 182-240.

– Van Durme, L. Kouter opnieuw bekeken. In: Handelingen KCTD, jg. 83 (2011), p. 297-313.

– Van Dyck, A.H. Vlaamse plaatsnamen te Heilissem. In: Mede-deelingen (…). 12de jg., 1936, p. 45-54

– Verdam, J. Middelnederlandsch handwoordenboek. Leiden, 1932, 3e druk. Onveranderde herdruk door C.H. Ebbinge Wubben. Den Haag, 1979.

– Wauters, A. Géographie et histoire des communes belges. Canton de Tirlemont. Bas-Heylissem (Neer-Heylissem), 1875, p. 77-92.

– Wauters, A. Idem. Haut-Heylissem (Op-Heylissem), 1875, p. 93-122.

3.4 Kaarten

– Popp, P.C. Kadasterkaart van Neerheilissem, circa 1860. Op te zoeken via Cartesius. Intikken Neer-Heylissem, met koppelteken.

– Voncken. Opheylissem. Algemeen plan, Sectie A, B en C, 1816. (Op te zoeken via Cartesius).