Omwille van de slechte staat van de Kleine Gapaard en de ruïne ernaast verkochten de rentmeesters van het Oud Gasthuis en het Sint-Laureisgasthuis het pand aan de meest biedende. Na het opbranden van de kaars was Adriaen vander Haeghen de nieuwe eigenaar van het bouwvallige huis. Adriaan verkocht de Kleine Gapaard aan koopman Willem Goessens, die het zelf verkocht aan Peeteren Sermerttens, een blauwverver.

Omstreeks 1570 hoorde de Kleine Gapaard toe aan Gerard Mathijs alias Paroenen. Later vinden we als bezitter Jan Immens, gevolgd door zijn erfgenamen. In de 17de eeuw kennen we als eigenaar Huybrecht Gossens en na hem Joris van Jone, die ik in 1635 ook als Jooris van Joul geschreven vind. Daarna kwam Carel Wanten in het bezit van het huis tussen de Schone Egge en de Grote Gapaard. Na zijn dood gaat de Kleine Gapaard over naar zijn weduwe. Op deze volgde Peter Santels, van wie het waarschijnlijk overging op de apotheker Jean Vanhoebroeck. De Kleine Gapaard was dus al die eeuwen een drogisterij of apotheek gebleven. Vanhoebroeck woonde hier van voor 1792 tot na 1826. In de woelingen, die ons land tijdens de regering van Jozef II beroerden, kreeg apotheker Jean Vanhoebroeck het aan de stok met de Tiense overheid. Op zekere dag had de apotheker zich laatdunkend uitgelaten over het stadsbestuur. In volle straat had hij gezegd dat het bestuur nyet en was als eenen groeten kweddelmanswinkel. Deze uitspraak werd overgebriefd. Het kostte Vanhoebroeck op 15 mei 1792 een boete van 10 patakons, ten voordele van het Tiense Weeshuis. Ook moest de apotheker aan de stadsraad zijn verontschuldigingen aanbieden.

Latere eigenaars van de Kleine Gapaard waren in 1834-37 rentenier Josephus Sneyers en in 1860 de weduwe van François Dewynants en haar kinderen, door Popp vermeld als winkelierster. Het tweede deel van het gesplitste huis heette gewoon de Gapaard of de Grote Gapaard. In 1534 ontmoet ik Joorysen vander Eycken als eigenaar van sijnen huyse geheeten den gapaert. Deze bezat het huis tot in 1555, waarna het overging op zijn erfgenamen. Van 1560 tot 1570 is Jan Blijleven of Blideleven de nieuwe bezitter. Na hem komt Jan Van Meensel, die wellicht dezelfde is als Jan van Broeckem. Verder vermeldt de rekening van het Sint-Laureisgasthuis in 1577 Jan vander Eycken, als bezitter van zijnen huijse genaemt den grooten gapaert.

In 1603 komt Lodewijk Mersmans voor, die het goed rond 1621 verkocht aan meester Mattheus vanden Aerme. Tijdens de furie van Tienen in 1635 brandde de Grote Gapaard volledig af. Op 4 december 1635 bezat meester Peeter Gielis derhalve slechts een erf daer een huijs op placht te staen genaempt den gapaert. Maar de volgende dag werd de grond waarop de Gapaard stond, gekocht door Otto Immens. Deze stierf voor 1660, want in gemeld jaar staan de erfgenamen van Otto Immens als bezitters geboekt. Daarna verwierf Jan Goossens «bij successie» de Grote Gapaard. In 1725 ontmoeten we de weduwe Goossens als «reengenoot» of aangrenzende eigenaar van de Kolf (nu Babylux, Hennemarkt 21). Zij was derhalve in 1725 eigenares van de Grote Gapaard. Trouwens ook in 1730 ontmoet ik nog de erfgenamen van wijlen Jan Goossens als de bezitters van den huyse genoempt den gapaert.

Latere eigenaars zijn: van 1796 tot na 1800 de kleermaker Robert Hendrickx, in 1826 Paul Merckx, in 1834 Antonius Simons, in 1837 H. Vanherberghen en in 1860 winkelier Paul-Joseph Vandermeulen.

Dr. P. Kempeneers.