Velen weten dat de Tiense Wolmarkt in de volksmond Baronnekesberg werd genoemd. De benaming kwam echter niet vanwege de jonkers Van Ranst, maar van de echte baron De la Viefville-Steenvoorde die eigenaar was van de huizen 19 en 21 op de Wolmarkt. Zie Thuis in Thienen, blz. 661.

Wolmarkt 01Deze baron bezat in Zuurbemde een groot pachthof, dat vóór hem had toebehoord aan Peeter van Ranst, burgemeester van Tienen. Op de grond van het pachthof verrees in 1820 en later het kasteel van De la Coste, nu het rustoord Arcadia. In 1731 was het pachthof eigendom van “den Edelen en wel geboren heere Issidor Michel Baron de la Viefville, heer van Suerbempden” (SG 5957, RA Leuven). Op het pachthof woonde ook Peeter Smets als pachter. Op vrijdag 18 mei 1731 liet de baron deurwaarder Fontijn komen. Deze las een arrest voor, in aanwezigheid van priester E.H. André, in verband met het onrechtmatig verhandelen van hout. Na voorlezing begon de pachter “te keijven ende te menaceren met sijne vuijst”.

De priester en de baron vertrokken naar de herberg van Jan van Veeckhoven (in het Bornhof, zie sprokkel 249), waar de priester zijn paard had achtergelaten. Toen de baron naar het pachthof terugkeerde, werd hij aangevallen door een razende Peeter Smets. Deze nam “eene graefschuppe” en begon hiermee de baron, “dapperlijck te smijten ende cappen naer sijn hoofft”. De baron trachtte met zijn linkerhand zijn hoofd beschermen, maar kreeg van Smets een “quantiteijt slagen” op zijn arm, zodat er een grote wonde ontstond aan de pols waaruit hij veel bloed verloor. Door de “furieuse slaegen” van Smets viel de baron van de brug in de hofgracht. Omdat “sijne forsie hem was manquerende” kon de baron niets anders doen dan om hulp schreeuwen.

Jaspar Smets bracht de gewonde baron, met de hulp van de zoon van Jan van Veeckhoven, te paard naar Tienen om hem daar door chirurgijn François Collart te laten verzorgen. In oktober 1731 raakte de vrouw van Peeter Smets in verdachte omstandigheden gewond en stierf (cf. sprokkel 249).