Over de hybride naam ’t Lycée (half Nederlands, half Frans) werd ik al enkele keren aangesproken. Geen enkele Tienenaar heeft dit woord ooit gebruikt. De naam komt niet van mij. Soms vraagt de Technische Dienst van de stad mij wel om advies. Het schepencollege brengt mijn voorstel dan in de gemeenteraad.
Waar ik echter letterlijk van omver val, is de historische onzin die ik in de krant lees. Er zou aan de Albertvest al van 1843 “een Lyceumgebouw met onderwijsfunctie” gestaan hebben! Straffer nog: “anno 1350 namen op deze plek de eerste zusters hun intrek in het toenmalige Begijnhof”. Daarom toch even een rechtzetting.
Het grote gebied gelegen tussen de Kabbeekstraat (nu Gilainstraat), de Wolvenstraat (nu Kliniekstraat), een verdwenen voetpad in het verlengde van de eveneens verdwenen Kattestraat, en de Albervest, heette in 1681 het Kabbeekblok. Een andere naam was het Groot Blok met de kadasternummers G 1, 2 en 3. Ten westen hiervan lag het Klein Blok met de kadasternummers G 79 tot G 99, dit is het gebied tussen Kliniekstraat, Oude Leuvensestraat en Albertvest. Het Klein Blok raakte vlugger verkaveld dan het Groot Blok.
Op de percelen G 81-82 stond al in 1789 de Plezanten Hof van Laurent de Drij. Aan de zuidkant van het Lyceum stond in 1753 een groot pachthof, namelijk de Hostie van Leonard Haesen (G 83 tot 92). Op de plaats van café het Hoekje vonden we al in 1745 een herberg, bekend als het Gulden Hoofd (dus met dezelfde naam als op de Grote Markt).
Het Groot Blok bleef lange tijd eigendom van het Kabbeekklooster. Vóór 1800 kwam deze grond, 2 ha 71 a groot in handen van François Mertens, die het verdeelde in 3 gelijke stukken.
Het Lyceum zelf werd pas gebouwd in 1956.
Reacties zijn gesloten.