In 1627 lieten in Wommersom twee vrouwen het leven op de brandstapel. Ik vond de originele tekst over de “toveressen” Catlyn Fiermoing en Cathlyn Conincx terug in het Aartsbisschoppelijk Archief in Mechelen. De confessie is bewaard in de Acta Vicariatus (V, 3), “Tooverye. Processen van gevangen tovenaars en tovenaressen, in het bijzonder in Wommersom en omstreken” (p. 91-101).

marteling

Catlyn Fiermoing, echtgenote van Claes Jans, werd in Wommersom op 8 juni 1627 verbrand. Ik heb de teksten uit de “Tooverye” omgezet in 2 zijsprokkels. De bekentenissen gebeurden door pijniging of “torture”. Hieronder geef ik enkele voorbeelden in huidig Nederlands.

Catlyn Fiermoing bekende dat zij aan de toverij was geraakt, nadat zij groot krakeel met haar man had gehad. Zij sprak met een gramme moeden riep de Duivel aan achter de haag. De Duivel kwam bij haar, gekleed in het zwart, en met een zwarte baard, vragende waarom zij gevangene zo mistroostig was. Catlyn vertelde hem de oorzaak, waarop de Duivel haar antwoordde: Zijt tevreden, ik zal u veel geld geven.

Hij kretste aan het voorhoofd van Catlyn. Hij deed dit om de christelijke beloften van doop en vormsel te verwijderen. Hij gaf haar een merkelijke som geld. Terstond boeleerde hij met haar (= had geslachtsgemeenschap). De Duivel ging weg en het geld veranderde in eikenbladeren!

De meier en de schepenen van Wommersom vroegen Catlyn naar het verschil dat zij gevoelde in het boeleren met de boze vijand en het vleselijk converseren met haar man. Het lichaam van de vijand en zijn zaad waren geheel koud. Het vleselijk converseren van de man was geneuglijker, doordat het lichaam en zaad heel warm waren. Waarom deed zij het dan met de duivel?

Verschenen in de Streekkrant op 27 oktober 2016.