In de 14de eeuw stond, tussen het Halfhuis en de woning die in 1712 het Tiense stadhuis zou worden, de Tolkamer. Dit gebouw werd zo genoemd naar de instelling die er vergaderde, namelijk Sijne Majesteyts Tholcamere, ook kortweg de Tholcamer genoemd. Ook s’hertoghen huyskomt als benaming voor, of in het Latijn domus ducis brabantiae. Deze Tolkamer zorgde voor de inning van het tol- en lepelrecht voor de hertog van Brabant. De Tolkamer bestond uit een rentmeester, bijgestaan door 5 gezworen erflaten, een griffier en een gezworen bode. Het huis stond al zeker sedert 1399 op de Grote Markt. In 1722 tekent immers de griffier Hubert Goovaerts de namen op van de rentmeesters, erflaten, griffiers en boden, van 1399 tot 1722. De lijst werd aangevuld tot 1792. Het rechtsgebied strekte zich niet enkel uit over de stad en het kwartier van Tienen, maar ook over Aarschot, Zichem, Diest, Hannuit en Geldenaken.

In 1448-49 werd de Tolkamer waarschijnlijk vergroot door de aankoop van het huis van Arnold vanden Plasse. Volgens A. Wauters was het gebouw in 1470-71 versierd met twee glasramen, waarop de wapens van hertog Karel de Stoute stonden afgebeeld.
De Tolkamer werd een prooi der vlammen: ofwel in 1488 toen in Tienen veel huizen werden afgebrand door de Gaskonjers, ofwel in 1507 toen de Geldersen de stad plunderden. Bij de verwoesting van Tienen in 1635 brandde de Tolkamer nog eens af. Er bleef nu van het gebouw enkel een puinhoop over.

De naakte grond werd jaren later gekocht door François of Francis Goossens. We ontmoeten zijn naam een eerste keer in 1666. Volgens De Ridder werd deze Goossens vermoedelijk geboren in Tienen op 10 augustus 1617, als zoon van Willem Goossens en Maria Traetzen. Hij bouwde op de grond een nieuw huis en doopte dit het Landt van beloften. Deze benaming hield stand tot begin 19de eeuw. Goossens bleef eigenaar tot op het einde van de 17de eeuw. In 1701 ontmoeten we als eigenaar Urbanus Brabants. Hij wordt vermeld in een rekening van de stad, die hem 2 guldens en 5 stuivers betaalde van verteert gelach met spaensche officieren. In 1724 is Henrick Rondas eigenaar. Zijn naam komt voor in een visitatie. op 23 augustus 1724, ten overstaan van de luitenant-meier van Linthere en Leemans schepen, over noodtsaeckelijcke reparatien. De schepengriffies vermelden dat hermaakt moesten worden: de slagvensters en de galaese vensters op de grote kamer boven, het schaliedak boven de gailderije, en de grote poort achter.

In 1740 vinden we als eigenaar Urbanus Rondas “als momboir”. Maar op 20 augustus 1740 kochten Guilelmus Wauters en zijn echtgenote het huis, dat in gemeld jaar beschreven wordt als een huys en stallingen genaempt het landt van belofften. De verkopers waren Jan van Cleeff, Catharine Cruson, Urbanus Collon, Peeter Laermans, Barbara Colton en sieur [= heer] Urbanus Rondas cum suis, dus “met de zijnen”. Genoemde Wauters of Wouters was er nog de eigenaar van in 1755. In gemeld jaar vermeldt de kerkmeester van 0.L.Vrouw-ten-Poel dat Wouters uyt het Landt van Belofte hadt gegeven een stuck goet bier tot het witten van de kercke. Maar vermits het witten was veraccordeert, had de rentmeester het stuk goed bier verkocht aan 10 gulden, die hij als ontvangst in rekening bracht. Wouters was in 1759 al overleden. In dit jaar immers komt de weduwe Guilielmus Wouters voor als “reengenoot” bij de verkoop van de Gulden Boom.

Waarschijnlijk werd het huis daarna eigendom van de familie Steveniers. In 1796 ontmoeten we een Steveniers, met als beroep “receveur”. In 1800 is het Antoine Steveniers, “vendeur de bierre”. In 1800 was het nog altijd het grote huis op de hoek van de Grote Markt en de Kalkmarkt, tot tegen de Gulden Boom, nu een ijssalon. Het was toen 3 a 90 ca groot, en bestond uit een huis en een “maison brassine”. Het Land van Belofte was dus de hele tijd al een herberg geweest. Als volgende eigenaar vinden we de weduwe van Nicolas Koekelkoren, tot na 1826.

Het goed kwam daarna in handen van banketbakker Gerardus Bonvalet. In 1839-40 verbouwde deze het huis tot 3 woningen. Tot het Land van Belofte hoorden dus ook het huis naast het ijssalon en de huidige herberg Renaissance op de Kalkmarkt (nrs. 1 en 2), met een woordspeling zo genoemd naar de uitbater René Vanwelkenhuyzen. In 1860 zijn de drie gemelde woningen van eigenaar veranderd. Ze horen nu toe aan leerlooier Felix Lejeune.

Een laatste maal treffen we de benaming Land van Belofte aan in 1815. De 5de maart, een zondag, kwamen de Napoleongezinden in de Schotel semen. Napoleon was van Elba teruggekeerd en de Fransgezinden vierden zijn terugkeer door geld te grabbel te gooien en het gepeupel op te jagen. ’s Avonds trokken enige woelmakers naar het Land van Belofte, waar zij trachten ruzie te stoken. De 12de maart moesten enkele belhamels zich in Brussel gaan verantwoorden, omdat zij de schelmen hadden opgehitst die ruzie zochten in het Land van Belofte.

In 1846 komt één keer in een politiebericht de benaming Hôtel de Flandre voor. Ik vond de naam ook in een toeristische gids van Richard, in 1849 uitgegeven in Parijs. In 1903 heette het huis IJzerhandel Remi, genoemd naar Remi Mertens en in 1926 overgenomen door Nestor Mertens. Op een prentkaart van voor de oorlog lezen we: “Charcuterie Modèle Joseph Forain-Kehl”, met de vermelding “Spécialité de Charcuterie Fine”. In 1950 was het weer een café-restaurant, met de naam Gambrinus, maar uitgesproken Cambrinus. Deze naam komt volgens Van Lennep (1868) van een legendarische koning van Brabant, die het bierbrouwen uitgevonden zou hebben. Cambrinus was zowat de tegenhanger van Bacchus. Gewoonlijk werd Bacchus afgebeeld met dikke wangen, schrijlings op een vaatje zittend. Hij kwam aldus in veel uithangtekens van kroegen voor, zowel in Nederland als in Engeland. In Brabant, maar ook in Duitsland, had men de bierkoning Cambrinus als uithangteken. Volgens de legende verwierf hij voor de uitvinding van het bier van keizer Karel de Grote de vergunning om een haan op zijn schild te voeren, zeker omdat hij de stichter was van brouwerij De Haan. Cambrinus wordt afgebeeld in de gedaante van een zwaar gebaarde middeleeuwse vorst, met de bierkan in de opgeheven rechterhand.

De uitbater was Jacques Gerard, die op 4 februari 1963 werd opgevolgd door Josephine Poffé. De huidige uitbater Theo Struys begon op 1 oktober 1980. Vanaf september 1995 draagt het bekende café-restaurant Cambrinus op de Grote Markt weer zijn oude benaming Land van Belofte. Deze naam is altijd al in trek geweest, schrijft Van Lennep. De voorstelling is onveranderlijk dezelfde: twee mannen die een monster-druiventros aan een stok dragen. Een variant was vroeger ’t Heilig Land.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Oost-Brabant dec. 1995, p. 149-151.