Sedert enkele jaren is de stad eigenaar van de Wildeman in de Kabbeekstraat. Nu wordt hier gewerkt aan de uitbreiding van het Toreke. Het is het goede ogenblik om deze oude benaming opnieuw in te voeren. Zo zou het stadsbestuur het voorbeeld volgen van Het Gulden Hoofd, De Griffoen of het Land van Belofte.

Op de hoek van Bostse- en Reizigersstraat stond in 1590 een huis genoempt den wilden man. Deze mythologische figuur was ook bekend in de Kabbeekstraat. De Wildeman in deze straat komt overeen met de huizen genummerd 28 tot en met 36. In 1830 kreeg het pand het kadas-ternummer G 325, met een oppervlakte van 10 a 10 ca.

De oudst bekende eigenaar was Eustaes van Molle. Hij wordt rond 1570 vermeld als “reengenoot” van Marie Herotten, de eigenares van de huizen rechts van de Wildeman. De volgende eigenaar was wellicht Gielis Vrindts, want op 17 oktober 1635 kocht Peeter Schutters van de erfgenamen Vrindts een erffue genaempt den wildenman. Maar al in 1641 had de Wildeman andere bezitters, want in gemeld jaar bezaten Vranck Lowies en zijn vrouw Maria Stevaers een paert in proprieteijt op het huijs ende toebehoortten genaemt den wildenman. Lowies en zijn vrouw verkochten hun eigendomsrechten aan Henrick Traetsens, hunlieden moederlijcken oom. Daarna ging de Wildeman over naar Alexander Goffin, die in 1656 voorkomt. Deze liet het huis na aan Anthoen Goffin. In 1677 was Anthoen overleden, zodat zijn echtgenote juffrouw Maximiliana vanden Roije als eigenares voorkomt. Toch lees ik in de schepengriffies dat Matthijs Uten op 16 februari 1678 secker huys ende hoff genaempt den wilden man kocht van Anthoen Goffin.

In dit jaar was de Wildeman al vergroot. Aan de linkerzijde stond een huijsken dat in 1647 toebehoorde aan Anna van Leeuwe, maar in 1677 aan de representanten van Peeter van Herberghe. Anna was misschien dezelfde als de weduwe Peeter van Herbergen die in 1656 genoemd wordt als de aangrenzende eigenares van pand G 326 (later het huis van Sué). Door “evictie” was het huisken van Van Herbergen eigendom geworden van Anthoen Goffin. Deze voegde het huisken toe aan de Wildeman.

Mathijs Uten komt nog in 1689 en later als eigenaar voor. Dan ontbreken enkele documenten om de verbinding te leggen met sieur Balthazar Van Nerum of Nerim, die de Wildeman bezat in 1750. Wel vond ik in de rekening van het Begijnhof de vermelding Louwies Stevens uijt den wildeman, zodat Van Nerim de opvolger van Stevens was. In 1770 was Balthazar al overleden. Bij de verkoop van het huis op G 324 (rechts van de Wildeman) op 19 maart 1770 behoorde juffrouw de weduwe B. Van Nerim tot de buren. Voluit heette ze Anna Elisabeth van Nerim. In 1785 ontstond er een geschil nopens de grenzen van de Wildeman en de Wan op de Grote Markt. De Wan was eigendom van Ermelinda Festraets, weduwe van Gabriel de L’Escaille. Gezworen “land en edificie meter” C.J. Everaert tekende voor Van Nerim op 20 september 1785 een plattegrond van beide eigendommen. Dit plan berust in het Brusselse Rijksarchief en werd in kleur afgedrukt in “Tienen 1635”.

Dr. P. Kempeneers.