Het huidige pand G 682c of Veemarkt 26 ontstond door versmelting van: G 681, voorheen de Schone Lieve Vrouw, en G 682, voorheen de Klok en in 1902 Le Bazar de Bruxelles.

1° Voor het pand G 681 betaalde Willem Snauwaert rond 1450 één obel de introitu penoris et loba stante ante domum suam, later vertaald als vanden Jngange van zynen kelder en vander lueben voir zyn huys. Deze cijns werd in 1500 voldaan door Willem vander Ryst en daarna door Wouter Noetscale die toen ook het volgende huis bezat.

In de helft van de 16de eeuw was er een cijns bijgekomen. Jan Verpincxten betaalde een denier, omdat hij mocht staan tegenover zijn huis, tegen die halle opt hoeckeynde Jnde linghde van xv voeten. Voor deze plaats van 15 voeten of 3,8 meter moest hij zijn huis tot onderpand stellen. Tussen 1570 en 1616 werden de cijnzen betaald door Conradt Verpincxten en na deze door Barbara van Eenbroeck alias Garsiau. Latere bezitters waren: Jan vander Woesteynen (1617), Gaspar Smets faber lignarius of houthandelaar (1635-54) en zijn erfgenamen. Van deze ging het huis opde appelmerckt tegens ouer het aude stadthuys naar Manes. Op 16 maart 1678 verkocht Jan Manes sijn paert ende deele vanden huijse aan Jan Thonie. Deze kocht op 6 april ook de andere delen van Catharina en Maria Manes. Toch bleef Jan Manes op één of andere wijze in het bezit van deze woning, vermits deze met zijn kinderen het huis en hof op de Appelmarkt op 21 mei 1687 verkocht aan meester Matteus vanden Arent en zijn vrouw Ida Henis. Matteus komt nog als eigenaar voor in 1715, maar in 1738 is hij opgevolgd door Peeter Vanherberghen met sijnen huijse genaemt die scoene livevrouwe. Van deze ging de Schone Lievevrouw naar Cornelius Maes (1779-87) en dan naar Jan Stevens (1794-1805), die toen ook het aanpalende goed G 680 bezat. Tussen 1826 en 1860 wordt de weduwe van Jean Dewit als eigenares opgegeven.

2° Het volgende huis (G 682), dit is de rechterzijde van Veemarkt 26, hoorde rond 1370 toe aan Vranck van Kersbeke. Dit huis was belast met een cijns van 3 deniers voor twee lubben. Deze cijns werd, na Vranck van Kersbeke, achtereenvolgens voldaan door Katharina van Lummene, Peeter Gons, Wouter van Beetse (1477-1500), Wouter Nootscale, Jacob vanden Plassche, Marten Stas (1570-1616), Jan Daspe en zijn erfgenamen (1635), Jan Landuyt by successie (1635), Judocus Landuyt, Genoveva Goddons (1654) die ook de Korenbloem bezat, Genoveva’s erfgenamen (1678) en Dionijs Hennus (1681).

Dionijs had een dochter, Anna Maria Hennus, die trouwde met de Herbanus Rondas. Beide gehuijsschen verkochten op 1 september 1745, samen met Dionijs Hennus de oude, het huis op de pottemerckt genoemt de clocke aan Peeter vanden Plas. Als latere bezitters van de Klok vond ik in 1754-1779 de stadhuisklerk Hubertus Blyckaerts, de weduwe Achten, handelaar F. Gericoskij (1800), Henri Vangehuchten (1826) en handelaar Philippe Henri Vangehuchten (1860).

Dr. P. Kempeneers.