In de Grenadier in Tienen stelden enkele vrouwen mij een vraag. Wanneer er gezegd wordt “go voets” of “ich/welle gon voets”, dan wordt er soms geantwoord “voets is een hinnegat”. De vrouwen vroegen zich af wat deze uitdrukking betekent. De uitleg is niet proper. In het “Brabants Etymologisch Woordenboek” van Frans Debrabandere (Davidsfonds, 2010) vond ik de woorden fots, vods, vots. Het is een zelfstandig naamwoord met de betekenis “ontuchtige vrouw, slet, feeks, bedriegster” (p. 157). Te vergelijken met het Duits Fotze “vrouwelijke geslachtsdelen”, dat teruggaat op Middelnederduits vut “schaamspleet”. We herkennen dit woord in de scheldnaam hondsvot “geslachtsdeel van een teef”, of “verachtelijke kerel”. Als dit woord vroeger tegen iemand gezegd werd, dan volgde zeker een vechtpartij (soms met doodslag) en dikwijls een proces. Zo ontstond er op 8 maart 1745 een ruzie in de banbrouwerij de Merepoel in Goetsenhoven. Ene Drossart zei aan een persoon dat hij een hondtsfot was. In de gebruikte uitdrukking in de Grenadier is voets of hinnegat inderdaad te verklaren als een vrouwelijk geslachtsdeel. Vragen worden mij nog geregeld gesteld. Vroeger antwoordde ik dikwijls met een sprokkel die dan in Publipers verscheen. Het reclameblad Deze Week echter neemt wegens plaatsgebrek geen sprokkels op. Sprokkels komen wel nog op mijn website.

Per mail kreeg ik een vraag over de herkomst van de spreuk: “Als Godsenhoven zonder proces is, Hoogaarde zonder bier en Oudgaarde zonder h[oeren], dan vergaat de wereld”. De betekenis is duidelijk. De wereld vergaat pas, als er niets meer normaal is. Dus als er in Goetsenhoven geen processen meer zijn, als Hoegaarden geen bier meer brouwt, als Outgaarden geen hoeren meer heeft. De spreuk staat in het boek van Jozef Cornelissen “Nederlandsche Volkshumor op stad en dorp, land en volk”, deel I, uitgegeven in Antwerpen bij De Sikkel in 1929 (pagina 96). De volledige reeks bestaat uit 6 delen. In deze boeken staan spot- en bijnamen, spotrijmen, spotvertellingen, volksetymologische sagen, spreekwoorden en zegswijzen. De geciteerde spreuk haalde Cornelissen zelf bij August Rutten: “Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon” (Antwerpen, 1890, p. 81). Rutten was een onderwijzer in Goetsenhoven en hoorde deze spreuk in de volksmond in zijn dorp. Of Outgaarden voor zijn hoertjes bekend was, kunnen wij nu niet meer beoordelen. Rutten geeft nog een andere zegswijze uit Goetsenhoven: “Een Godsenhovenschen uitstel krijgen”. Dit betekent gewoon “niets terugkrijgen”.

In mijn “Tiens  en Hoegaards Idioticon” of Dialectwoordenboek (p. 137) noteerde ik een volkse uitspraak met de naam Mingelincx. Als men iets niet aanvaardt of iets niet wil doen, zei men in Grimde in het Tiens Achter Miengeliengs pàt schééte d’èèrem minse. Of duidelijker: Achter Mingelincx put schijten de arme mensen. De naam verwijst naar landbouwers als Peeter en Hendrick Mingelincx, die in 1662 in Grimde woonden. Over de juiste ligging van hun boerderijen schreef ik in “Thuis in Thienen” (1999, deel III, p. 938-939).

Met dorpsnamen werd vroeger al eens gelachen. Mijn schoonmoeder zaliger, Pelagie Casseau, had een winkel in de Gasthuisstraat in Hoegaarden. Als ze met de auto iets naar Willebringen moest brengen, zei ze: “Bij de belastingen is het niet van willen bringen, maar van moeten bringen”.